255 A. 0. No. 28 van 1894 werd evenwel niet dienovereenkomstig gewijzigd. In laatstgenoemde A. O. vindt men nu de onderscheiding van attila en pantalon No. 1 van fijngekeperd donkerblauw laken, No. 2 van een soortgelijke wollen stof van dezelfde kleur, en No. 8 van wit Engelsch leder, Russisch linnen of dril. Bij groot tenue moest men verschijnen in attila en pantalon No. 1, in marschtenue en klein tenue respectievelijk in No. 1 en 2 of 1, 2 en 3Sedert nu voor groot tenue eene speciale jas is ingevoerd, moet deze m.i. wor den beschouwd als jas No. 1, waaruit volgt, dat een hoofd- en subaltern officier niet kan gedwongen worden zich in het bezit te stellen van een attila en pantalon van donkerblauwlaken voor klein tenue en marschtenue. Toch evenwel komt het voor, dat bij zekere gelegenheden wordt gelast: „tenue voor officieren, klein tenue in blauw laken." Kan dit? M. i. niet, aangezien ik vermeen, dat aan ieder officier de vrijheid is gelaten in klein tenue en marschtenue te verschijnen zoowel in attila en pantalon van laken als van eene fijngekeperde wollen stof, mits van donker blauwe kleur. Het zou daarom wenschelijk zijn, wanneer een A. O. zulks duidelijk voorschreef. Militaire Cantines. Tn art. 11 van het „Voorschrift omtrent het huishoudelijk beheer der militaire cantines" (A. O. No. 46 van 1881) staat onder meer: „De Officiereu-Commissarissen zijn, onder toezicht van den Plaatselijken „commandant, belast met de geldelijke en materieele administratie over „de cantines. „De Plaatselijke Commandant belast een hunner met de geldelijke en „den andere met de materieele verantwoording", terwijl de eerste alinea van art. 12 luidt „De Officieren-Commissarissen zijn elk afzonderlijk verantwoordelijk voor „de hun overeenkomstig art. 11 opgedragen administratie en de onder „hunne berusting zijnde gelden, zoomede voor de in het magazijn der „cantine bewaarde dranken en andere artikelen. Dit is alles duidelijk, maar niet, waarom het kasboek (Model Lett. A.), het magazijnsboek (model Lett. B.), de rekening-courant met de leveranciers (model Lett. C.), de aanteekening der gedeponeerde gelden (model Lelt. D.) en de verantwoording van de bibliotheek (model Lett. F.), bij afsluiting, door beide officieren-commissarissen moeten geteekendj worden, alsof zij beiden voor de inschrijving in elk dier boeken verantwoordelijk waren, hetgeen toch niet het geval is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 285