281
In deze formule hebben we bij het berekenen der schootsta-
fels g, R, P, S, V„ als constanten; en kunnen we dan y bereke
nen voor eene zekere waarde van x met bijbehoorende b en
f. Zooals we evenwel hierboven bespraken, zal in de werkelijk
heid bij twee schoten waarschijnlijk geen der factoren hetzelfde
zijn, waarvan het gevolg zal zijn, dat, wanneer we voor de prac-
tijk de formule tweemaal uitrekenen voor eenzelfde x, b en
wij toch verschillende waarden voor y zullen vinden, hetgeen ver
oorzaakt wordt door geringe verschillen in g, R, P, en Y0
Nemen we de formule voor het eindpunt der baandan zal
bij het eerste schot:
gx* g b R2 x3
y xtg 2 V0 2 cos 2 as 8 P cos3
Bij het tweede schot echter:
ji x tg «x 2 y0 2 cos2 x i 3~Pi cos3 h S
(4)
Dit verschil in hoogte y yi in dat punt der baan is dus te
wijten aan kleine verschillen in de verschillende factoren; hoe
grooter de fouten der constanten zijn, hoe grooter die hoogte
verschillen zullen worden; nu noemt men de divergentie der
kogelbanen de spreiding en de 50°/o spreiding is het gevolg van
slechts zeer geringe afwijkingen van de normaal. "We zullen
dus slechts met zeer geringe fouten der constanten te maken
hebben.
In onze formules (3) en (4) hebben we g constant gehouden;
dit is gedaan, omdat voor onze empirische oplossing, de fout in
g geene waarde heeft, daar die fout o was voor de plaats,
waar de 500/„ spreiding bepaald werd.
Om dus tot eene formule voor de 50°, 0 spreiding te geraken,
zullen we (4) van (3) moeten aftrekken en krijgen dan:
y - yx =x(tg« tg«0— avisos** 2 Y0^ cos2«i
g b R2 x3 S ?bR2iSiX! 1
3 P cos 3 i 5 "r 3 Pi cos 3 K
dus:
Vo g x2 Y0i 2 g x2
y yi=x(tg« tg#i) H 2 Y0 2 V0 2 cos -
gbR12SiPx3 gbR2§PiX3
3 P Pi cos 3 6
(6)
gx2 gbRi25iX3
~T b -D 3 t