"M.S+Ife,89-i3_
1
290
BS 2000 M. ^2+1(3,22
HS 3000 M.
X3,64 0,00384X1850
1,35
9,89
3,3
Kan. 3,7 cM, Y0 448, P 0,455, R 0,0185, C 0,0002
HS 1000 M. 2222 x 0,1091 0,0002X2391
BS 1000 m. 1222 1(1,01
HS 2500 M.
BS 2500 M. 1 (9,56 -
1- X 0,698 0,0002 X 40393
Geweer 6,5mM.y„=745,P=0,01015+,—0,00335,0=0,0000025
HS 1000 M. 1222 i. X 0,0237 0,0000025 X 742500
BS 1000 M. 1222 1(2,364 -
HS 2000 M.
BS 2000 M.
2000
2000
10ÖÖ'
lOOOj
2000
3 X 0,0959 0,0000025 X 4700,000
2000
12,78
1,70
15 66
4,73
1,01
1,13
9,56
4,58
1,47
12,72
4.94
2,35
15,52
4,56
1,14
1.06
9,52
5,66
2.07
1,46
Zooals uit bovenstaande tabel II blijkt, hebben we voor de be
rekening der breedte-spreiding bij het kanon van 3,7 c.M. en het
geweer de formule (20) gewijzigd en wel is M. L genomen.
Uit de berekening bleek, dat de afwijkingen in breedte bij deze
weinig wegende projectielen met zeer groote rotatie vrij groot
was, en daarom is voor M. de waarde— genomen in plaats
Van 25Ö0 Z00als bij de §rootere Projectielen. M. stelt voor de
gecombineerden invloed der sub. 1 en sub. 2 genoemde fouten,
welke we beschouwen als mede-oorzaken der breedte afwijking!
Vroeger reeds wezen wij op de toevallige en onverklaarbare
niet overeenstemming der becijferde C. van het kanon van 7,5
cM. A. met de empirisch gevondene. We geven daarvan beide
2500
3000
2000"
2000\
2000/
Berekend
met
formule
2000 1 3
1000
2500
2000
2500
1000'
2000)
25001
2ÖÖ0J
2000
1000
2000
200U
2,364
uit de
schootstafel.