299
Bataljons-commandanten het ontwerpen van oefeningen niet
tot het laatste oogenblik uitstellen, doch vooral de eerste moe
ten steeds eenige veronderstellingen in voorraad hebben. Deze
behoeven voorloopig slechts in hoofdtrekken te zijn vastgesteld
en zullen dan maar weinig aanvulling noodig hebben om voor
den oogenblikkelijken toestand passend gemaakt te worden.
Aan den anderen kant mogen de Chefs echter niet eischen,
dat een Compi,!8 Commandant bijv. reeds korten tijd na tehuis
komst zijner Compagnie de gegevens voor eene nieuwe oefening-
voor den volgenden dag gereed heeft. Toch gebeurt dit soms.
Punt 7 belooft meer dan het boekje geeft. Dit is zeer jammer,
daar S. in dit punt juist aangeeft, wat hij had moeten behan
delen. Hij heeft zich echter bij het bespreken der voorbeelden
laten verleiden tot het leveren van beschouwingen omtrent
vele onderwerpen, die met den voorpostendienst weinig of niets
te maken hebben, waardoor het boekje onnoodig dik is geworden.
Bovendien is van een uitwerken der voorbeelden niet altijd
sprake, zooals hieronder nader zal blijken. Dat een reglement
noodzakelijk een boek moet zijn, zooals in punt 8 vermeld wordt,
kan ik niet beamen. Beter ware het dan ook te zeggen: Een
reglement bevat bepalingen, waarvan onder geen voorwendsel
mag worden afgeweken. Overigens had hier volledigheidshalve
ook nog vermeld moeten worden, in hoeverre bet in een leidraad
opgenomene bindend is.
De in de punten 9 4/m 14 gegeven wenken en gemaakte op
merkingen als juist beschouwende, ga ik thans over tot het
bespreken der „eerste oefening"
Blijkbaar heeft S. hierbij zelf gevoeld, dat het niet aanging om,
laat ik het noemen, „met de deur in het huis te vallen" en
heeft hij het zoogenaamd uitwerken dezer oefening door enkele
aanteekeningen doen voorafgaan. Zoo zijn in de punten 15 %jm 18
enkele aanwijzingen betreffende het geven van opdrachten, in
de punten 19 tjm 28 wenken omtrent verschillende handelin
gen opgenomen, waarvan sommige evenwel ook in ons Y.V.
voorkomen.
Omtrent deze punten valt het volgende aan te teekenen:
ad punt 16. Het vermelden van den Oorlogstoestand is meestal
in zooverre wenschelijk, dat zoowel het algemeene als het bij-
Dl. I, 1902. 21