300
zondere denkbeeld in beknopten vorm in de opdrachten moet
worden opgenomen; de onderaanvoerder moet n.l. hieruit kunnen
afleiden, op welke wijze hij mag optreden [actief of passief]. De
berichten omtrent elders optredende afdeeliugen van het eigen
leger kunnen echter meestal weggelaten worden.
ad 17. S. geeft hier zijne bedoeling minder duidelijk weer. Be
doeld toch wordt waarschijnlijk, dat bij het geven van opdrachten
aan troepenafdeelingen op het terrein, waarop geageerd zal wor
den, men de terreinvoorwerpen of terreindeelen niet alleen op
de kaart zal aangeven, maar ook, waar mogelijk, op het terrein
moet aanwijzen, waar, of in welke richting, zij liggen.
ad punt 18. Den raad in de le alinea gegeven, om opzettelijk
van ons voorschrift af te wijken, acht ik minder goed. De
daar bedoelde zelfstandigheid wordt voldoende ontwikkeld bij
de oefeningen, als aangegeven in de 26 alinea, terwijl het niet ge
ven van de in de le alinea bedoelde aanwijzingen er allicht toe
zal leiden, dat de oefening onregelmatig verloopt, wat m.i. steeds
voorkomen moet worden. Het geven van goede opdrachten is
zeer moeielijk en het goed uitvoeren daarvan eveneens, zoodat
het zeker niet noodig is de oefeningen opzettelijk ingewikkelder
te maken dan zij uit den aard der zaak reeds zijn.
ad punt 22. Eene gedekte stelling met ruim schootsveld is
op zich zelf al eene sterke stelling. Men zij echter indachtig
bij oefeningen den terugtochtsweg steeds eene ondergeschikte
plaats te doen innemen, daar anders de onderaanvoerders spoedig
zullen gaan denken, dat beleidvol terugtrekken de ware verdienste
is. Beter is het dan ook steeds aanwijzingen te geven, of te
doen nagaan, hoe door een offensiefstoot een eventueel tegen
eene andere afdeeling oprukkenden vijand afbreuk kan worden
gedaan.
ad punt 26. Opdrachten, die volkomen onuitvoerbaar blijken,
zijn moeilijk te geven. Men wake er echter vooral voor de op
drachten niet zoodanig in te kleeden, dat de onderaanvoerder
kan twijfelen aan de capaciteit van den opdrachtgever.
Bij het geven van opdrachten denke men steeds aan een
woord van Rudyard Kipling over manoeuvres, luidende:
man waren samengebracht op een terrein van
slechts eenige mijlen in omtrek, om in tijd van vrede in practijk