306 postendetachement te vermelden. Waarom toch die onvolle digheid Betreffende de 6e alinea van punt 40 zij verder opgemerkt, dat m.i. de compies. commandant steeds de verantwoordelijke vuurleider blijft en dus voor elke sectie, die hij in het vuur brengt, het vizier aangeeft. De vraag of met het gebezigde vizier uitwerking wordt verkregen, is verder vrij wel overbodig, daar, indien dit niet het geval is, een ander vizier door den compies. commandant moet worden aangegeven. Overigens kan ik mij met de aangegeven oefeningen wel vereenigen en vooral met die van de punten 41 en 42, die als voorbereidende oefeningen voor den voorpostendienst zijn te beschouwen. Na het hoofdstuk „Beschouwingen" volgt een ander met den titel „Toelichtingen", waarin zijn opgenomen: eenige be schouwingen betreffende den invloed van het terrein op de handelingen van den troep en omgekeerd, eenige voorname punten uit de Terreinleer, een paar voorbeelden op ballistisch gebied, eenige beschouwingen over den seindienst en hoe men de sterkte eener afdeeling kan bepalen. Yan deze verdient in de eerste plaats het in punt 45 gegeven voorbeeld op ballistisch gebied eene nadere bespreking. S. tracht hierin aan te toonen, dat bij het stelling nemen op een hoog- terand, het beter is de tirailleui linie op de naar den vijand gekeerde helling te plaatsen en de ondersteuningstroep op den kam, dan de tirailleurlinie op den kam en de ondersteunings troep daarachter. Dit acht ik een hoogst gevaarlijke bewering, die vele onzer onderaanvoerders, die niet sterk in de ballistiek zijn, op een dwaalspoor moet brengen. Moge zij toch al juist zijn in het hier door Rohne behandelde geval 1), zoodra de hellingen of afstanden slechts eenigszins veranderen is zij beslist onjuist, afgescheiden nog van de om standigheid, dat hier uitsluitend rekening gehouden wordt met de uitwerking van het vuur in vredestijd, welke, zooals bekend, 1) Althans voor het Duitsche geweer; aan onze balliatici wordt overgelaten om na te gaan of zij ook voor ons geweer geldend is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 336