311
dant bereden, dan zou hij naar Ambon gegaan zijn, is hij dit niet,
dan kan hij bij de in punt 30 bedoelde brug wachten.
Het vermelde in de le alinea van punt 31 is is eene bevesting
van hetgeen S in de 7e alinea van bladz. 30 tegen sluippatrouilles
aanvoerde, het medegedeelde in de 3e en 4e alinea van dat punt
leert evenwel, dat bij een goed geregelden patrouilledienst
waaronder verstaan wordt, dat van elke veldwacht steeds één a
twee sluippatrouilles in het voorterrein zijn het slechts hoogst
zelden kan voorkomen, dat de vijand ongemerkt tot dicht bij de
voorpostenketen nadert.
De in de punten 47 t/m 51 opgenomen „beschouwingen" be
vatten enkele zeer nuttige wenken voor leiders van oefeningen
in het algemeen, die met de elders opgenomene waarschijnlijk
een vrij volledig overzicht geven van alles, waarop leiders te
letten hebben.
Omtrent de nu volgende „bespreking" valt aan te teekenen:
punt 52. Niet onwaarschijlijk acht ik het, dat de van hooger-
hand gelaste indeeling in drie sectiën de onmiddellijke oorzaak is
geweest van de minder juiste verdeeling der troepen. Ware de
compagnie in 4 sectiën ingedeeld geworden, dan was de natuur
lijke verdeeling geweest sectie in Kasar, 1 sectie nabij den weg
en sectie in de naar het Oosten uitstekende punt van Rawa
kebo N. O., welke laatste o.m. een post front naar het N O. moet
uitzetten.
punt 53. Dat ook veldwacht No. 2 den marschweg bij de Noor
delijke bocht had moeten verlaten kan ik niet beamen, daar zij
langs dien weg het vlugst hare plaats (gedekt door de bamboes)
kon bereiken.
Voor veldwacht No. 3 had m.i. ook gewezen moeten worden
op het belangrijke van het verkennen der beide bruggen over de
Bandar Baroe (abusievelijk wordt Kali Baroe gezegd) bij de r
van Bandar en bij hoogtepunt 7 »/4 daar deze overgangen voor
haar defile's vormen, indien zij in Z. W. of W. richting wordt
teruggedrongen.
punt 54. Moet aan den eenen kant aan een gedekt marcheeren
de voorkeur gegeven worden boven den marsch over meer open
terrein, aan den anderen kant zijn snelheid van uitvoering en het
zoo sterk mogelijk aankomen op de plaats, waar men de vernieling