herziening. Door middel van dit tijdschrift zal ik den bezittel s
van het eerste deeltje daarvan mededeeling doen.
Wat echter betreft de derde alinea van het artikel, ik vermeen,
dat de schrijver zich noodeloos ongerust maakt, waar hij de viees
uit, dat velen het werkje zullen beschouwen als een nimmer fa
lende vraagbaak en niet weinigen als een soort standaardwerk.
Ik voor mij heb genoeg vertrouwen in het oordeel van het
meerendeel der lezers waarvan de officieren dagelijks invloed
op het kader uitoefenen om verzekerd te zijn, dat zij het werkje
op zijn juiste waarde zullen schatten en er niet meei in zullen
zien dan ik wilde geven, n.l. een bijdrage (zie het titelblad) op
een gebied opleiding van onderaanvoerders waar algemeen
de behoefte aan eenige practische wenken erkend werd, doch
slechts zelden iemand zich de moeite getroostte iets bij te diagen.
Ook maakt het werkje er geen aanspraak op een leerboek te
zijn, het is een bijdrage en zal het zulks ook blijven, zelfs na de
verbeteringen, die zullen worden aangebracht naar aanleiding van
bovenstaand artikel.
Waar op dit gebied nog steeds veel te doen overblijft, kan het,
dunkt me, nu de eerste schrede gedaan is, niet meer moeilijk zijn
om, in verband met de beschouwingen aan het slot 1) van zijn arti
kel door den heer Snepvangers geleverd, een volmaakter bijdrage
te geven, misschien zelfs wel een leerboek, zoo niet meer.
We hopen het in 't belang van de zaak.
L. C. van den Belt.
1) "Wordt in de volgende afl. opgenomen.
Redactie.