20
Grens.
,00
,25
,50
,75
0,
1,
2,
3,
0,9976
0,9906
0,9547
0,8359
0,9967
0,9860
0,9331
0,7987
0,9955
0,9815
0,9074
0,7558
0,9935
0,9690
0,8827
0,7067
Bij eene grens van 4 Seo is deze kans 0,6649.
Uit deze tabel ziet men, dat het ook met het oog op dèii
eisch, dat de opzethoogte (g k) het doel in de spreiding
harer schoten moet omvatten, zoo goed als onverschillig is
welke grens men neemt, als deze slechts dan 2 SBo is.
Bij de beoordeeling, welke grens de voorkeur verdient, hebben
wij stilzwijgend aangenomen, dat de groep zal worden afgeschoten
met de opzethoogte -y In de praktijk komt dit daarop
neer, dat de grens 2 maal kleiner wordt genomen en dat men
met de opzethoogte van het laatste grensschot groepschiet.
Stelt men dus als regel, dat men moet groepschieten met het
gemiddelde van de opzethoogten der nauwe grens, dan moet
deze 1 a 2 SB0 zijn. Wordt daarentegen voorgeschreven, dat
men moet groepschieten met de laatst gebezigde opzethoogte
der nauwe grens, dan moet men de grootte daarvan gelijk aan
0,5 a 1 Sso stellen.
Bij zeer groote grenzen, bijv. grooter dan 4 S50 geldt de al-
gemeene formule r (y n 0,615) SB0 en het quotiënt
neemt dus bij 't grooter worden van n aanhoudend
jw-0,615
af. Is bijv. n 8, dan heeft het eene waarde van 0,5908,
waarbij de waarschijnlijkheidsfactor 0,3097 behoort. Het is gemak
kelijk in te zien, dat bedoeld quotiënt bij het grooter worden van
n tot 0 zal naderen en dat bijgevolg ook de kans, dat het tref
ferbeeld van -j (g-4-k) het doel zal bedekken, 0 tot limiet heeft.
Wij vestigen er nog de aandacht op, dat de voorgaande be
rekeningen alleen mogelijk zijn geworden door de toepassing,
der verhoudingsmethode op de bepaling der 50% fout. Deze-
O