VLUCHTIGE BESCHOUWINGEN OVER DE ORGANISATIE EN OEFENING ONZER INFANTERIE. Besprak ik in „De Indische Gids" van Februari 1901 onder den titel „Indische militaire belangen. Het Inlandsch element in het leger" en vervolgens in eenige debating-artikeltjes in „Het Indisch-Militair Tijdschrift" de middelen om tot een beter gehalte van Inlanders voor het leger te geraken, ik zal thans trachten aan te geven, hoe m.i. met de beschikbare levende krach ten moet worden gewoekerd, om daaruit eene krijgsmacht samen te stellen, die onder alle omstandigheden, d.w.z. tegenover Inlan- sche benden zoowel als Europeesch gevormde en geschoolde troepen, het best aan hare roeping kan voldoen. Om hierbij mijne taak te vereenvoudigen, meen ik te mogen terugwijzen naar een artikel, dat ik in laatstgenoemd tijdschrift, 1889, eerste halfjaar, blz 341 en vlg., onder den titel „Een infanterie-chef en een commandant van het veldleger in Indië" schreef en waar in ik o.m. eenige denkbeelden over organisatie en oefening ont wikkelde, die, voornamelijk wat de aangevoerde gronden aangaat, naar mij voorkomt, nog niet van alle beteekenis beroofd zijn. Mijn kortstondig verblijf in Atjeh heeft mij tot ondervolgend schrijven de stof geleverd. Men behoeft hier niet zoo heel lang vertoefd te hebben om tot het besef te geraken, dat aan de organisatie en oefening van ons leger groote gebreken kleven. De klachten, die ons dit leeren- de—te velde worden opgevangen, verdienen zeker wel in de eerste plaats te worden overwogen. Zij gelden de officieren zoowel als het ondergeschikt personeel en hiervan speciaal het inlandsch element. In de officieren wijzen zij over 't algemeen op mangel aan initiatief, voortvarendheid, goed inzicht in ongewone toestanden, energie om groote moeielijkheden te overwinnen, zelfstandigheid. O, aan geringschatting van gevaar, aan onverschrokkenheid, ont-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 372