345 ongestoord en zonder gevaar voor bewoners, bijv. in bergstreken, kunnen plaats hebben. Onze gewone schietterreinen in de nabij heid der kwartieren, waar de man zich haast blindelings kan oefenen, zijn voor de opleiding van guerilla-troepen, de elemen taire oefeningen uitgezonderd, zeker niet geschikt. Aan pionier oefeningen, waaronder vooral het vernielen en herstellen van kunstwegen en het vluchtig opwerpen en opruimen van hin dernissen, moet eveneens veel zorg worden besteed. Het door staan van vermoeienissen en ontberingen, het te boven komen van moeielijkheden in alle terreinen, het orienteeren en schat ten van afstanden, het gebruik maken van de voordeelen van het terrein voor dekking voor het afgeven van een zeker schot en voor onbemerkte nadering, de kennis van den toestand van rivieren etc., het nabootsen van de verschillende oorlogshande lingen tegenover den inlandschen vijand en nog zooveel meer, zijn mede van groot gewicht. De toegepaste guerilla tegen een gere gelde krijgsmacht moet zooveel mogelijk tegenover andere troe pen worden beoefend en als slot daarvan een optreden op groote schaal bij de groote oefeningen in twee partijen van onze Euro- peesch gevormde strijdkrachten (bewegings-manoeuvres). Voor af gaat natuurlijk eene korte elementaire opleiding bij een depöt- korps. De kadervorming (meer speciaal die tot verkrijging van brigade-commandanten), waarbij het minder aankomt op school- en theoretische kennis, doch aan practische geschiktheid hooge ei- schen moeten worden gesteld, is van het hoogste belang. Daar voor zal eene bijzondere opleidingsschool zijn op te richten en de Indo-Europeesche bevolking en kazerne-jeugd, ook van Ambonee- schen en inlandschen oorsprong, zeker zeer goede elementen leve ren. Aan den brigade-commandant behoort de gansche opleiding van zijne brigade; hij moet daarbij groote vrijheid genieten en verant woordelijk zijn aan den luitenant-afdeelings-commandant, die zijne 4 brigades gezamenlijk oefent, en zoo vervolgens. (Ik wil hier kort bijvoegen, dat het voor den dienst bij deze lichte infanterie zeer verkeerd zoude zijn, de opleiding, eventueel, van aanzienlijke inlanders tot officier in het Moederland, alwaar van gansch andere beginselen voor de leger-oefening wordt uit gegaan, te doen plaats hebben, zooals in een der dagbladen is aanbevolen. Afgescheiden hiervan vrees ik bij vaststelling van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 377