363
stelling, dat de Koning van Siam zich met medeweten der Regeering ver
rijkt zou hebben met tal van belangrijke fragmenten der Hindoe tempel
overblijfselen in Midden-Java.
Mr. Heeres brengt vervolgens onder den titel „Oost-Indische dames en
heeren uit den tijd der compagnie" een in de jaren 1900 en 1901 voor
twee verschillende vereenigingen door hem gehouden zeer interessante lezing
te onzer kennisse over zeden en gewoonten der Europeesche maatschappij
in den compagniestijd
welk artikel gevolgd wordt door een episode uit den opstand op Java
van 1825-1830 „De Gedong Ingria" van de hand van Kapitein J. P.
Sehoemaker.
Deze eerste aflevering volgens het bovenstaande zoo rijk van stof en
zooveel belovende voor de wijze, waarop de Redactie haar taak zal opvat
ten besluit:
a met een Paria^ waarin de heer van Sandick eenige woorden wijdt
aan het belangrijke, ook in dit tijdschrift besproken, artikel van Dr. J. G.
van Deventer, over de Examens van de Cadettenschool en de K.M. Aca
demie in Indië,
b met een zeer lezenswaardige Maandelijksche Revue van Brochures
en van Tijdschrift- en Dagbladartikelen, en
c met een Maandelijksche Bibliographie voor Ned. Oost- en "VVest-Indië.
Dat de Redactie van het Tijdschrift van Eederlandseh-Indië hare
schoon opgevatte roeping getrouw moge blijven en door haar streven veel
zal mogen bijdragen tot heil van onze koloniën is de welgemeende
wensch van
De redactie van
het Ind. Mil. Tijdschrift.
Naar aanleiding van een Post-Scriptum.
Zooals de lezers bekend is, achtte de ondergeteekende het zich tot plicht
om in de 1ste afl. van dezen jaargang een woord van protest te doen hooren
tegen een in de Mil. Spectator voorkomende bespreking van de brochure
v/d ls^en Luitnt. der cavalerie J. G. Boon.
Naar aanleiding daarvan kan men als Post-Scriptum onder een repliek
van den heer S. aan den heer C., die zich al evenmin als wij met deze
bespreking kan vereenigen, de volgende proeve van beschaafde polemiek
aantreffen, die wij te merkwaardig' vinden om haar te onthouden aan de
genen onzer lezers, welke wellicht de Mil. Spectator niet ter hand nemen.
P. S, Op de bovennatuurlijkerepliek van den Redacteur van het
Indisch Militair Tijdschrift (No. 1, jaargang 1902, blzn. 97 en 98) blijf
ik het antwoord schuldig. Die Heer toch vraagt voor zich de erkenning
Dl. I, 1902.