BESCHOUWINGEN OVER DE „VELDDIENST- EN GEVECHTS-
OEFENINGEN DOOR J. C. VAN DEN BELT.
1. VOORPOSTEND1ENST.
(Vervolg van blz. 315 en slot).
III Aanteekeningen omtrent den voorpostendienst.
Punt 1 hiervan bevat een soortgelijke klacht als punt 8 der
„Inleiding" en beide acht ik vrij wel ongegrond.
Een voorschrift niet naar de letter, maar naar den geest op
vatten klinkt heel mooi en is ook goed, mits tevens blijkt, dat
het behoorlijk gekend wordt.
De ondervinding heeft mij n.l. geleerd, dat zij, die bij oefenin
gen meer naar den geest van ons Y.Y. handelden, het in den regel
niet kenden en ik acht het dan ook in het algemeen bepaald
gewenscht naar de letter daarvan te handelen en te doen han
delen, omdat, ofschoon verbetering wellicht hier of daar moge
lijk is, in ieder geval de bepalingen van ons Y.Y. vrij goed genoemd
kunnen worden. Zoo 'n voorschrift toch wordt samengesteld door
een of meer deskundigen, na de voltooiing nog door meerdere
deskundigen beoordeeld en besproken, en eerst dan vastgesteld,
zoodat men mag aannemen, dat het voor en tegen der daarin
voorkomende bepalingen voldoende gewikt en gewogen is. Wel
kunnen daarin dan toch nog enkele voorschriften opgenomen zijn,
die door betere te vervangen waren, maar over 't algemeen kan
men zeggen, dat zij vrij goed zijn.
Ofschoon nu iedereen het recht heeft om op gepaste wijze de
bovenbedoelde, hem noodig voorkomende, verbeteringen onder de
aandacht der hoogere autoriteiten te brengen, moet m.i. bij de
oefeningen verlangd worden, dat gehandeld wordt volgens de
normen, die het voorschrift aangeeft, daar alleen dan eenvor
migheid verkregen kan worden. Hoe toch zal een voorposten-