385 moet zij gebezigd worden en dus mag zij zoo weinig mogelijk voor andere diensten i. c. den directen veiligheidsdienst gebruikt worden. Ik teeken hierbij nog aan, dat het mij niet gelukt is in de Felddienst-Ordnung van 1900 de in punt 4 genoemde bepaling „dat de Cavalerie ook den veiligheidsdienst waarneemt om de Infanterie de gelegenheid te verschaffen na den marsch weer op krachten te komen", te vinden. Wel echter is daar vermeld 166) „Aan de voorposten wordt zoowel de opheldering van den toestand des vijands als de beveiliging der rustende troe pen opgedragen", waaruit van zelf volgt, dat toevoeging van Cavalerie, die „indien geen andere Cavalerie bij de hand is, van de vooruitgeschoven Cavalerie wordt afgenomen." 188), aan de voorposten noodig is. Tot recht begrip van hetgeen volgt had dit beginsel niet onvermeld mogen blijven. In de punten 6 t/m 28 geeft S. een reeks aanteekeningen betreffende den voorpostendienst, welke meestal ontleend zijn aan „Balck Tactik" en grootendeels ook in de Felddienst Ordnung 1) voorkomen. Daar hierbij niet aangegeven is, in hoeverre deze bepalingen voor onze toestanden beter bruikbaar zijn dan die, welke in ons V. V. zijn aangegeven, en zij slechts voor een klein deel bij de uitgewerkte oefeningen zijn toegepast, vermeen ik mij van eene bespreking daarvan te kunnen onthouden. 1) Soms evenwel onder een andere redactieZoo is daar betreffende het gros (punt 6, 3de alinea) alleen voorgeschreven, dat het nabij den marschweg staat en den voorposten- compn. tot ondersteuning of als reserve dient 184] In punt 185 wordt dan gezegd, dat in het aan deze laatste te verstrekken bevel moet worden opgenomen of de lijn der voorpostencompn. [waaronder dan zoowel de lijn der voorpostendetn. als die der veld- wachten verstaan moet worden] vastgehouden en ondersteund, dan wel of de algemeene tegenstand der voorposten meer achterwaarts geboden zal worden. Betreffende de voorposten-cavalerie (punt 7) dat een deel daarvan gedurende den nacht in voorste linie gebruikt moet worden, om dat de voeling met den vijand niet dadelijk verloren mag gaan 189); betreffende patrouilles (punt 18) dat buiten de postenlinie uit te zenden patrouilles in bijzondere gevallen door een of ficier gecommandeerd kunnen worden (deze patrouilles worden dus niet door de veldwacht uitgezonden) betreffende het gebruik van ordonnansen tot het rijden van patrouilles (punt 28): dat het geval, dat geen cavalerie voor den ophelderingsdienst bij de voorposten is inge deeld, in de Felddienst-Ordnung niet meer genoemd wordte. d. m. Dl. I, 1902. 27

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 419