- 27
punt in k of in D ligt. Stellen wij ons derhalve voor, dat men
met de juiste opzethoogte vuurt, dan zal de trefkans op de
12 cc
strook DK L en op de strook links van k
1 1 2 x
-j2X
Aangezien de kans van een schot met g y is, is de
trefkans met g op de strook links van D 1 y, en zoo
wij Dg gB nemen, op de strook rechts van B eveneens
1 y. De trefkans op de strook D B is bijgevolg
1 2 (1 y) 2y 1 en die op de strook Dg
Wordt er in plaats van met p, met de juiste opzethoogte-
gevuurd, waarvan het gemiddelde trefpunt in D ligt, dan zal
de trefkans op de strook Dg eveneens - en die op de
strook, rechts van gr, zijn. De trefkans met
22x
de juiste opzethoogte op de strook Kg is bijgevolg [-
2 yi
2y xop de strook daarvoor x en op de strook
daarachter 1 y. Houden wij dit in het oog, dan kunnen wij
(26) aldus in woorden overbrengen:
De grensconstante is gelijk aan het aantal treffers, dat bij het
vuur met de juiste opzethoogte in de strook der nauwe grens
wordt verkregen, gedeeld door de middelevenredige tusschen
het aantal treffers daarvóór en daarachter.
Aangezien wij in fig. II het punt D geheel willekeurig hebben
aangenomen, gaat deze regel ten opzichte van iedere willekeurige
opzethoogte door en kunnen wij (26) ook aldus formuleeren:
Bij het vuur met verschillende opzethoogten op eene strook van
willekeurige diepteis de verhouding tusschen het aantal treffersin
die strook en de middelevenredige tusschen liet aantal treffers daar
voor en daarachter constant en onafhankelijk van de ligging van
het gemiddelde trefpunt.
Aldus geformuleerd blijkt formule (26) eene eigenaardige en
opmerkelijke wet te zijn, die echter slechts bij benadering geldt.
Jj Q U