450 spraak. Nieuwe begrippen hebben zich sedert baan gebroken, legertoestanden zijn voor de buitenwereld niet langer verboden terrein. Onze geïsoleerde positie, de uiting onzer grootste zwak heid, wordt duchtig in het nauw gebracht. Tóch zullen die voorstanders het pleit voorloopig nog winnen, de tijd is nog niet rijp voor zoo ingrijpende hervorming, al wijst de toekomst in die richting. Al wilde men echter de militairen geheel onder de rechtsspraak van den gewonen rechter brengen, dan toch nog zouden hen daartoe geschikte officieren moeten worden toegevoegd bijv. met een adviseerende stem. Op het oogenblik blijft, dunkt me, de vraag: „wat moet gedaan worden om militaire rechters geschikt te maken voor hun taak?" Permanente krijgsraden samengesteld uit officieren, die daar toe zijn opgeleid met een openbaar aanklager [bijv. de te genwoordige aud. mil.] en een ander Mr. in de rechten als verdediger, zouden zeer wenschelijk zijn. Waarschijnlijk zou den binnen korten tijd een voldoend aantal aspiranten zijn gevonden voor de opleiding bovenbedoeld; de candidaten konden al dadelijk als leden zitting nemen en moesten na gunstig afge legd examen een gratificatie ontvangen in den geest als nü de officieren van gezondheid. De opleiding moet degelijk zijn, d.w.z. niet minder grondig dan voor ieder ander rechterlijk ambtenaar. Er is geen plausibele reden om met minder te volstaan. De as piranten moeten dus den meesterstitel in de rechten halen. Wan neer met minderalthans juridische kennis—genoegen werd ge nomen, bleef het wantrouwen in een goede rechtsspraak gemo tiveerd, bovendien zou bij onvolledige opleiding de tegenwoordige regeling, dat commune delicten voor den burgerrechter komen, gehandhaafd moeten worden, wat afkeuring verdient; twee ge heel verschillende rechtbanken voor eenzelfden persoon, naarmate hij zich aan 't een of aan 't ander misdrijf schuldig maakt is minst genomen vreemd en, naar 't mij voorkomt, ook in strijd met een goede rechtsopvatting, (als 't niet onvermijdelijk is bijv. bij mis drijven in gemeenschap met burgers bedreven). Voor de perso nen in quaestie zelf is een halve studie evenmin aan te bevelen, want ze zouden na eventueel ontslag ongeschikt zijn voor ande ren juridischen arbeid. Aan een studie voor meester in de rechten is echter een voor

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 484