454 Of het denkbeeld om de aanbestedingen geheel door de intendance te doen houden, voor uitvoering vatbaar is? Wij gelooven niet, dat daartegen ernstige bezwaren zijn aan te voeren. Dat het doen houden der aanbestedingen op de hoofdplaatsen der ge westen zelve instede van in de betrokken garnizoenen, afbreuk zou kun nen doen aan eventueele concurrentie, is niet waarschijnlijk. Immers komen nu reeds bij de meeste aanbestedingen van eenige betee- kenis het meerendeel der aanbiedingen van elders. Dat bovendien juist ten behoeve van meerdere concurrentie, bij het mislukken van aanbestedingen wegens gebrek aan inschrijvers, dan wel tengevolge van te hooge inschrijvingsprijzen, de heraanbestedingen in den regel gelijktijdig op de hoofdplaatsen door de gewestelijke intendanten en op°de plaatsen van uitvoering door de kwartiermeesters worden gehouden, pleit voor onze meening. Ook een eventueel beroep op onvoldoend personeel ten intendancebureele kan o. i. geen geldig, althans geen onoverkomelijk bezwaar tegen het door ons opgeworpen denkbeeld zijn. Zoowel de tot de voorstellen als tot de aanbestedingen zelve behoorende overzichtsstaten en bescheiden worden ten intendancebureele met de groot ste zorg en accuratesse aan de bepalingen en voorschriften getoetst, nage rekend en vergeleken met de ten behoeve daarvan aangehouden aantee- keningen, getrokken uit de door kwartiermeesters ingediend wordende betrekkelijke periodieke opgaven. Tusschen dat minutieus nagaan en het zelf opmaken der betrekkelijke bescheiden, waartoe ten intendancebureele nagenoeg alle gegevens aan wezig zijn, kan dunkt ons het verschil niet groot zijn. De voor die meer dere arbeid benoodigde krachten zijn wellicht te' verkrijgen door ten Hoofd- en Intendancebureelen een zuiverder lijn te trekken tusschen in tendance- en administratief werk. Afgescheiden van de billijkheid, waarop wij hiervoren reeds wezen, mag, dunkt ons, het niet te ontkennen feit, dat door het doen houden der aan bestedingen door de intendance, 's lands belangen en een gewichtig onder deel der Legerverpleging in meer bevoegde handen worden gelegd, als ■een krachtig argument voor het door ons voorgestane denkbeeld gelden. AL.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 488