DE VERMEESTERING VAN ROETA BLANG DJEURAT (ATJEII.)
(Met Plaat XII.)
't Is 31 December 1901, een dag van rust en stille overpeinzing
voor velen, doch niet voor de colonne, die den nacht in het bi-
vouak te Koeta Sawang had doorgebracht en zich nu op den vroe
gen morgen van dien dag op marsch bevond in het Leuboe'sche
(Peusangan, Atjeh's Noordkust).
Te vergeefs zal men trachten den marsch dezer afdeeling
op eenige kaart te volgen, wel is dit terrein reeds opgemeten,
doch de resultaten daarvan zijn nog niet publiek gemaakt.
Op den 30™ was een afdeeling, bestaande uit 4 brigades
marechaussee en 2 sectiën infanterie uit Panté Lhong (een bivouak
van een compie van het 12 bat™ aan de Peusangan rivier) ver
trokken om zich te Sawang te vereenigen met 4 brigades, die,
onder bevel van den kapitein Webb, uit Groot Atjeh gezonden
waren om een excursie in de Kerti-streek te maken. De marsch
van Panté Lhong naar Sawang had eenige moeilijkheden opge
leverd, daar de Peusangan rivier sterk gezwollen was. Bij den
overtocht met eenige vaartuigen sloeg één dezer om, de man
schappen konden zich redden, doch een karabijn ging verloren.
Ook de afdeeling Webb had haren marsch van Koewala Mané
niet ongestoord vervolgd; een Atjeher toch had met den klewang
een aanval op de spits gedaan en een amb. sergeant verwond;
de aanvaller werd neergeschoten.
In den namiddag van dien dag waren beide colonnes te Sawang
vereenigd en werd het bevel aanvaard door den kapitein der
marechaussée K. van der Maaten, den civiel gezaghebber over
deze landstreek.
Door onwil van het, als gids meegevoerde, hoofd Teukoe Pang
Sawang mislukte voor dien dag een poging tot verkenning van
de benteng Koeta Blang Djeurat, een benteng, die volgens inge
komen berichten in Leuboe zou zijn opgeworpen en die men zou
Dl. I, 1902. 32