34 zal krijgen, indien de aangegeven correctie van SB0 wordt toe gepast. Ten onrechte zou men hieruit echter concludeeren, dat de gevraagde kans gelijk is aan 1 want de vei schijnselen, dat men met de eene opzethoogte een schot en met de andere een schot zal krijgen, zijn niet onaf hankelijk van elkaar. Zij worden beide bepaald door de ligging- van het gemiddelde trefpunt der gebezigde opzethoogte en zijn derhalve onderling niet onafhankelijk. Om dit vraagstuk richtig op te lossen dient men te rede neeren als volgt: Als de waarschijnlijkheid van een schot met de gebe zigde opzethoogte x is, dan is volgens (36a) de kans van een schot met k gelijk aan - (1 x)2 i—x, en die van een (-(-) schot met g gelijk aan x 2 /~x~. Bij genoemde veronderstelling is bijgevolg de kans, dat men met k een schot en met g een (-f) schot zal krijgen, gelijk aan j1x) 2/i~x\ x -2 /UTen daar x alle mogelijke waarden kan hebben tusschen 1 en 0, die a priori alle even waarschijn lijk zijn, zoo is de waarschijnlijkheid eener juiste controle gelijk aan de integraal van dezen vorm tusschen genoemde waarden. Nu is j (1— x)+2[/i—x\ j x-h2 Z~aT\ x x2 2% 1 x 2\/ x +2 x\/ 4 x x2. De onbepaalde integraal van dezen voren is gelijk aan -hx2 5"x3 j (1—x) 1/1 x 1(1— xfZ1 —X 1 xZ~x~ +^x2Z~x~ %x) Zxxs j boog cos 1 2x) en nemen wij deze in tegraal tusschen 1 en 0, dan komt er: f j(1 x) 2. Z1x\ jx 2 Z x \dx= TT 0,9. De gevraagde waarschijnlijkheid, dat men door toepassing van bedoelde controle op een dwaalspoor zal geraken is bijgevolg 1,97T 0,3292 en dus grooter dan -^=0,3056. Men kan derhalve aannemen, dat wanneer men op de bedoelde wijze een treffer zou willen contröleeren, men in 1 van de 3 gevallen U do 0 d OU

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 50