36
r Y -5 Sgo 0,4 Sso
terwijl we vroeger voor r, bij de veronderstelling, dat met'
(g -\- k) niet gevuurd was, en alle liggingen van de gemiddelde
trefpunten van g en k a priori even waarschijnlijk waren, een
bedrag hebben gevonden van ongeveer SB0 of ruim -| maal
grooter.
V.
Hoe groot is de kansdat het gemiddelde trefpunt der opzethoog-
te -y (g verder dan 0,5 Seo van het doel zal liggen
Uit vraagstuk kan op twee wijzen worden opgelost.
In de eerste plaats kunnen we de verhouding bepalen tusschen
de halve diepte der strook, waarin het gemiddelde trefpunt moet
liggen, en de 50°/o fout op den artilleristischen afstand, om ver
volgens den waarschijnlijkheidsfactor op te zoeken, die bij deze
verhouding behoort.
Aldus te werk gaande vinden we voor de gevraagde kans:
W 0,5993 of 4
We kunnen ook de formule voor Wx gelijk die in het 3de
3 1
vraagstuk is afgeleid, tusschen en integreeren. Alsdan
komt er: W= r560,5991.
"T" t 0,9
De overeenstemming tusschen de uitkomsten der beide reken
wijzen is zeer bevredigend en toont aan, dat de benaderingsfor
mule werkelijk aan haar doel beantwoordt.
Vï.
Vurende met de opzethoogte van de schootstafel krijgt men bij het
eerste schot een treffer Daar men geen tijd heeft zich in te
schietenwordt het vuur met de gebezigde opzethoogte voortgezet.
In een ander geval wordt eerst met de opzethoogte van den treffer
groep geschoten en krijgt men daarbij 3 en 3 schoten
waarna men tot het voortgezet vuur overgaat.
Hoe groot is in beide gevallen de trefkans op een strook van on
bepaalde breedtesymmetrisch gelegen ten opzichte van de inschietlijn
ter diepte van 2 SBo?
191S_i J_