496
treffend, zelfs het schip in gevaar van zinken brengen 1). Het
meeste succes zal men hebben van plongeerend vuur met zware
granaten, waartegen bijna geen pantserdek bestand is.
Daar in de meeste gevallen echter de zware vuurmonden der
forten volstrekt niet zóó zijn beschermd, dat de bedieningsman
schappen niet te kwetsen zijn door licht snelvuurgeschut, zal!
men op forten, welke door schepen vrij dicht genaderd kunnen
worden, niet kunnen volstaan met zware vuurmonden, maar zal
men, evenals op schepen, ook een nevenbatterij moeten hebben
van licht- en middelbaar snelvuurgeschut, waarmede men de
vijandelijke dekken der zware schepen schoonveegt en de men-
schen terug doet trekken achter het zwaar pantser met de
weinige zware vuurmonden, om zich te verdedigen.
Tevens heeft men dan het belangrijk voordeel het passeeren
der forten en forceeren van vaarwaters voor lichte schepen zoo
niet onmogelijk, dan toch hoogst gevaarlijk te maken. Om niet
door vijandelijke overmacht spoedig tot zwijgen gebracht te wor
den, zal die nevenbatterij minstens zoo sterk moeten zijn als
die welke twee der grootste vijandelijke schepen aan ééne zijde
in batterij kunnen brengen.
Voor die nevenbatterij zijn de aangewezen vuurmonden snel-
vurende kanons van middelbaar en licht kaliber evenals die op
de schepen voorkomen, en zal het doelmatigst zijn daartoe te
kiezen de kanons van 15 cM. en 7,5 cM., de laatste met stalen,
en ringgranaten, gevuld met explosiefstoffen.
Tevens zullen zeer snelvurende, lichte vuurmonden met kogels
van groot doorboringsvermogen op een vijandelijk dek vrij veel
nadeel kunnen doen.
D. B. Keus.
1) Door de verdeeling der schepen in een groot aantal waterdichte compartimenten is-
het gevaar hiervoor niet zoo groot. Een aantal treffers echter kunnen de stabiliteit ook
van het ongepantserd uiteinde zoo benadeeld hebben, dat het schip door helling (slagzij)1
onbruikbaar wordt.