499 den. Zij zijn dus min of meer in de hand van de afdeeling, die ze heeft uitgezonden. Als gevolg hiervan is het dus noodig, dat de commandant van zoo'n patrouille schranderheid paart aan opmerkingsgave en steeds waakt voor de veiligheid der hem vol gende troepen. Ons voorschrift deelt dan ook hij zulke patrouilles (doorzoekingspatrouilles) minstens één schrander soldaat in. Omtrent marschvorm dier patrouilles vindt men alleen van de spits aangeteekend, dat „hij aan beide zijden van den weg marcheert" en ofschoon nu te veel reglementeeren m.i. schade lijk kan zijn voor het doel, ware het wellicht niet kwaad, als er een normale marschvorm werd aangenomen voor de door zoekingspatrouilles. Hoewel het zeer prijzenswaardig is, dat de commandant van een doorzoekingspatrouille gaarne vooraan wil zijn, mag niet uit het oog worden verloren, dat menige patrouille échec leed door het sneuvelen van haren aanvoerder. Wat is er tegen, dat twee man van de patrouille tot meer dere veiligheid 10 25 passen vooruitgaan en dan gevolgd worden door den commandant met een paar manschappen, die zijne dekking uitmaken. Zoodra de voorste manschappen terrein- voorwerpen of terreindalen gaan onderzoeken in de onmiddel lijke nabijheid van den marschweg (patrouilleweg) en dus de eigenlijke marschrichting tijdelijk verlaten, moeten de achterste manschappen (oorspronkelijke dekking van den commandant; hun taak overnemen. Mocht er vooruit iets belangrijks voorvallen, zoodat de tegen woordigheid van den commandant aldaar dringend noodig is, de kleine afstand 25 pas) waarborgt ons, dat hij er dadelijk kan zijn, zoodra hij door de twee vooraan marcheerende manschap pen wordt gewenkt. Het aan beide zijden van den weg marcheeren kan aanlei ding geven, dat de patrouille (spits) eerder door den vijand wordt gezien dan noodig is. Een eenvoudige schets maakt dit duidelijk, [zie volgende bladzijde] Wat betreft de afstanden, waarop de doorzoekingspatrouilles vooruitgaan (100 pas hoogstens), deze zullen in een oorlog tegen eene geregelde macht veel grooter genomen moeten worden. Wellicht verdient het aanbeveling om bij een oorlog tegen een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 533