516 Rijk ookde kosten zouden gedragen worden gedeeltelijk door de rijks-, gedeeltelijk door de koloniale schatkist. De toenma lige minister van oorlog, Lord Landsdowne, antwoordde, dat hij niets tegen het voorstel had, doch dat de koloniën in dezen het initiatief moesten nemen. Kolonel Bingham meent, dat nu de tijd gekomen is tot het nemen van doeltreffende maatregelen in dit opzicht. Volgens hem zou de rijksregeering tegen eene subsidie van 10 per man en per jaar niet 5000, doch 10000 bruikbare manschappen in Australië kunnen onderhouden, gereed om ieder oogenblik ingescheept te worden. Hij is vol vertrouwen, dat officieren en manschappen genegen zullen zijn zich te onderwerpen aan de oefeningen, welke noodig zijn om zoo'n strijdmacht in alle op zichten bruikbaar te maken. De lessen, die duizenden Austra liërs in den Zuid-Afrikaanschen oorlog hebben opgedaan, mogen volgens hem niet verloren gaan. Terwijl Victoria onder zijne vrijwilligers in hoofdzaak slechts twee korpsen kent, de „Victorian Rangers" (infanterie) en de „Victorian Mounted Rifles" (bereden infanterie), heeft Nieuw- Zuid-Wales er een groot aantal. Alleen de vrijwilligers-iufan- terie aldaar telt 6 korpsen, nl. het „Union Volunteer Regiment", de „Scottish Rifles", de „S1 George's Rifles", de „Irish Rifles", de „Australian Rifles" en de „National Guard". Bovendien een „Railway Volunteer Corps", waarvan de naam de bestemming duidelijk genoeg aangeeft. In Nieu w-Zeeland heeft men de volgende vrij williger corpsen: „North South Canterbury Infantry Volunteers", „Wellington Mounted Rifles", „l8t Otago Corps", „Otago Mounted Corps", „1st Auckland Rifles", „1st, 2nd, 3rd Wellington Rifles"; bovendien eenige kleinere plaatselijke korpsen. De totale sterkte der vrijwilligers in alle koloniën tezamen be draagt 10000 man. Volgens eene mededeeling van Kapitein Sir John Colomb gedurende de discussie over Kolonel Bingham's lezing, zou het aantal paarden in Australië ongeveer twee inillioen bedragen. Ten slotte moet nog melding gemaakt worden van militaire oefeningen door de schooljeugd gehouden. De meeste gouver- nementsscholen hebben een „Cadet Corps", dat in exerceeren en schieten geoefend wordt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 550