524 "boet; de inhoud, omdat deze het goede boek niet volgt, zooals een nederig sloepje het oorlogsfregat behoort te doen. De schrijver zou zelfs, den toon van mijn geschrift in aan merking genomen, niet geantwoord hebben, hadden enkele uit drukkingen niet een blaam geworpen op de verrichtingen der Cavalerie in '96, bij welke criticus zelf tegenwoordig is geweest. Speciaal valt de Ritmeester over de uitdrukkingen I een groot deel van den tijd werd naast de paarden geloopen. II de Cavalerie was niet het oog, maar de bril van den opper bevelhebber. Hoe het sub. I. genoemde een blaam kan werpen op de Cavalerie van '96 begrijp ik niet. Ageerende als de Ritmeester de L., uitsluitend op open, dat wil in Indië nog al eens zeggen moerassig, terrein en gebonden aan een colonne Infanterie, dat wil zeggen allen tijd hebbende, geloof ik dat ik mijn ruiterij zeer dikwijls zou laten afzitten. Volgens andere officieren werd hier dan ook nog al een ruim gebruik van gemaakt. Wat het onder sub. II. vermelde aangaat, moet ik opmerken, dat ik in mijn brochure slechts den schrijver de L. aanviel en niet den Cavalerie aanvoerder van '96. Dit vergeet de Ritmeester verder zijn geheele kritiek door. Hij dwingt mij daardoor, wat ik in mijn werkje zooveel mogelijk vermeed, tot eene be oordeeling van het ageeren in dien tijd. Hiertoe uitgedaagd, beweer ik, dat de Cavalerie in '96, getrouw aan de beginselen vóór en na dien tijd, door haren chef op schrift verkondigd, te dicht op hare Infanterie zat en handhaaf ik de in mijn brochure neergeschreven bewering, dat ze zoodoende wel de bril, maar nooit het oog van den Opperbevelhebber kon zijn en wel op de in mijn brochure uiteengezette gronden. Tot het volgen van deze tactiek, dit voeg ik, ter verdediging daarvan, onmiddelijk hieraan toe, was in '96 veel te zeggen. Ons wapen, dat toen voor het eerst na langen tijd, dank zij de krachtige vertoogen-- bij den Opperbevelhebber van zijn energieken commandant, op doelmatige wijze gebruikt werd, paste voorzichtigheid. Een te veel wagen had de belangen van het wapen en daarmee het algemeen belang slechts kunnen schaden. Ritmeester de L. zag dit zeer juist in, ofschoon overal zorgende, dat zijn ruiterij „voraus" was, stelde hij zich tevre-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 558