525 den met een uitlokken van vuur, door middel van een vrij kort voor de colonne uitgaande, over open terreinen zeer verspreid rijdende eclaireerende linie. De vijand, die het hoofddoel verkennen dier vooruitgaande ruiters nog niet kende, liet zich verleiden tot het openen van zijn vuur op groote afstanden, waardoor hij eerstens eene ver kenning zeer gemakkelijk maakte en tweedens oorzaak was, dat de nadeelen van een zoo kort voor hare infanterie uitgaande cavalerie niet zoo zichbaar werden. Yan een medewerking der cavalerie gedurende of na het gevecht bemerkt men niet veel, of liever beide werkkringen werden ge markeerd. Men maakte vertoon, alsof men tegen de flanken ageerde, alsof men vervolgde, maar daarbij bleef het. Ook dit was juist gezien van haar bevelhebber. Nog niet de groote kracht van zijn wapen kennende tegenover dezen vijand, was in de b.g. omstandigheden groote voorzichtigheid geboden. Slechts daar, waar hij ten volle zeker was van slagen, mocht hij handelen. Al ben ik het met Ritmeester de L's ageeren van toenmaals uit een politiek oogpunt eens, daarom nog niet uit een tactisch. Uit laatstgenoemd oogpunt beschouwd, is het niet te verdedigen, dat zoowel een krachtig werken tegen de flanken als een ener gieke vervolging steeds uitbleven. Een dergelijk schuchter men vergeve mij de uitdrukking optreden, hoe overigens dooi de omstandigheden gewettigd, mocht echter geen basis zijn, waarop een tactiek werd gebouwd. De krijgsgeschiedenis opslaande, ziet men, dat overal, waar ca valerie zelfbewust als „gevechtswapen" optrad, veelal het succes met haar was. Daar, waar Murat's, Lasalle's, Ziethen's, Bech- toldsheim's ruiters dit vermochten tegen een buitengewoon goede geordende infanterie, is het toch niet te veel gezegd, als men beweert, dat een optreden in hun geest ook mogelijk is tegen een vijand, die, wat geoefendheid, aanvoering, bewapening en organisatie betreft, zoover achterstaat bij het door genoemde ruiteraanvoerders bestreden voetvolk. Zoowel de Engelsche cava lerie in al hare oorlogen tegen een inlandschen vijand, als de onze in den Java-oorlog, geven dan ook schitterende voorbeelden van wat een stoutmoedige cavalerie als vechtwapen vermag. Dl. I, 1902. 36

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 559