526
Na '96 en '97 was een dergelijk voorzichtig optreden niet meer
noodig. Het vertrouwen in het ruiterwapen was gevestigd, getuige
de sterke toevoeging daarvan in '98 aan de troepen, die tegen
Pedir zouden ageeren. Toch zag men ook toen en in later jaren
weer het te veel kleven aan de infanterie, een overschatting
van 's vijands initiatief, een te weinig vertrouwen in eigen
bewegelijkheid, d.w.z. in eigen kracht en meer een markeeren
dan uitvoeren van offensieve bewegingen gedurende en na
het gevecht.
Om reeds terstond mijn tactisch gebouwtje te schokken, pakt
Ritmeester van Haaff het z. i. in de grondvesten aan, en wel
door de bewering, dat Ritmeester de L. en ik niet denzelfden
vijand bestreden zouden hebben.
Klinkt het niet een weinig vreemd criticus, dat de tactische
grondregels, die ik volgde en die, zooals de Spectator zoo juist
in zijn critiek opmerkt, dezelfde zijn, die overal worden toege-
gepast, hetzij men vecht tegen Westersche volken of wel tegen
Boksers, Cubanen enz, en die ook steekhoudend bleken tegen
mijn tegenstander, alleen niet toepasselijk zouden zijn op den
Uwen van '96. U richt Uw vijand daarmee wel een weinig te
trotsche zuil op. Bovendien want U geeft toe, dat het gebruik
van mijn cavalerie tegen mijn tegenstander goecl was levert ge
daarmee zelf een afbrekende critiek op het door U verdedigde
boek. De regels daarin toch gelden dan alleen tegen vijanden
als die van '96 en niet in het algemeen tegen een I. V. Het
volgen van een tactiek, welke dus uitzondering diende te zijn,
want zulke gevaarlijke tegenstanders zijn over 't algemeen de
inlanders niet, wordt aangeprezen als regel.
Neen, de vijand van'96 was dezelfde als die van latere jaren.
Slechts wij hebben een ander strategisch en dientengevolge ook
langzamerhand een ander tactisch pakje aangetrokken.
Door het rugwaarts concentreeren onzer troepen na Oemars
afval, d.w.z. door het opheffen van de z.g. buitenlinie, bepaalden
we ons aanvankelijk tot een strategisch- en tactisch- defensief,
dat, welke voordeelen dit overigens ook moge gehad hebben, in
ieder geval het niet te misschatten nadeel had, dat het den vijand
weder voor de zooveelste maal een moreel ingoot, dat hem telkens