527
bleek te ontbreken, zoodra tot een doelmatig en krachtig offensief'
werd overgegaan. Iedere I.V., niet de Atjehsche alleen, tegen
welken men door omstandigheden tot het defensief wordt ge
dwongen, is een gevaarlijk tegenstander. Wij hebben in den
Atjeher bewaarheid gezien, dat ook voor hem het Engelsche
soldatenspreekwoord geldt: „An attacking Afghan is far more
dangerous than an attacked one."
Ook na '97 zag men 's vijands moreel verrassend snel stijgen,
zoodra hij plaatselijk een tegenstander vond in den een of anderen
colonne-commandant, wiens offensieve geest te wenschen overliet,
wat spoedig merkbaar was aan de weinige bewegelijkheid van
diens troepen.
Over de z. g. „Seitenhieb aan de infanterie is geen enkel
infanterist en met velen besprak ik mijn brochuregevallen.
Ieder infanterist, die den concentratie-tijd meê maakte, weet
maar al te goed, dat ik gelijk heb, als ik schrijf, dat in de moreelver-
lammingsfabriek, die „concentration restreinte" boven haar deur
had staan, de klewangvrees kunstmatig in onze vanen werd
geweven. Bovendien, we kunnen met kalmte op dien tijd terug
zien. Schitterend hebben de laatste jaren bewezen, dat dit woord
reeds lang is uitgewischt.
Na de sterke stelling verkondigd te hebben, dat een patrouille
van 8 ruiters op een alang-alang vlakte niet onmiddellijk een
2 a 3 maal sterkeren vijand te lijf kan, met de wetenschap, dat
zij onmiddellijk van de nevenpatrouilles steun kan ontvangen
waarover straks nog nader attakeert criticus de 7 punten,
waarin ik aantoon, dat een op te korten afstand voor de in
fanterie uitgaan, zeer nadeelige gevolgen na zich kan sleepen.
Puntsgewijze willen we Ritmeester v. H. eens volgen.
Bij de bespreking van punt 1 merkt ZWEGestr. op, dat
bij de door hem gevolgde methode, onmiddellijk 1000 M. in
front verkend is en bij mij slechts 180 M. bij „aaneengesloten
patrouilles".
Hoe criticus aan dit verrassend cijfer en aan die „aaneen
gesloten" patrouilles komt, is me een raadsel.