- 530 Wat de bespreking van punt 4 aangaat, houde schrijver mij ten goede, dat ik noch het onderling verband der daar neerge schreven zinnen, noch het verband daarvan met het in punt 4 geschrevene begrijp. „Omtrekkende bewegingen kunnen alleen worden toegepast „tegen een zwakke tegenpartij." Als nu het woordje „alleen" vervangen werd door: „meestal slechts", zou ik daar desnoods vrede mee hebben. Toch merk ik op, dat deze stelling tegen een I.Y. niet altijd opgaat, daar onze uitstekende bewapening, gevoegd bij het weinig en dan nog allen samenhang missende initiatief van den zich verdedigenden inlander, een vasthouden in front met dikwijls zeer zwakke afdeelingen mogelijk zal maken. „Is de aanvaller sterker, welnu niets belet hem om de orn- trekking na te laten en een frontaanval te doen." Volkomen juist „De vele verliezen, die een frontaanval meebrengen, nopen gewoonlijk den Opperbevelhebber door bedreiging der flanken den verdediger uit zijn stelling te manoeuvreeren (zoo mogelijk!!!)." Qa va sans dire, maar wat heeft dit alles nu te maken met mijn bewering, dat een colonne gemakkelijker buiten dan in het werkzaam vuur des vijands manoeuvreeren kan. „Punt 5 is in tegenspraak met punt 4." Ik, en waarschijnlijk meerderen met mij, kunnen destrekking hiervan niet begrijpen. „De artillerie zal (punt 6) tijdig gewaarschuwd kunnen wor den." Toch niet door die 200 M. vooruit dravende spits? In punt 7. verwar ik het verkennen van een stelling met het marcheeren in een terrein, waar van den vijand niets bekend is! „Doen zich kenteekenen voor, dat een bepaalde stelling is ingenomenmaar ik nam juist aan, dat deze zich niet voordeden, immers de cavalerie krijgt plotseling vuur. Ik kan den gedachtengang van criticus hierbij niet volgen. Mijn uitdrukking: „Zoekt de schaduw" doet schrijver de haren te berge rijzen. Wist ik niet, dat de toepassing van dit zinnetje op den vijand die niets van die telkens hem onverwachts op het lijf zittende ruiters moet hebben dezelfde uitwerking had als op den criticus, dan juichte ik in navolging van Goëthe en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 564