w'-ti Ir rv+ y*~\dx 40 Om nu de waarschijnlijkheid te berekenen, dat k de juiste opzethoogte zal zijn stellen we x=~ en vinden dan: TFi ]/2~) dx =1,246 dx, welke waarde 112 2 overeenkomt met die welke in het 3de vraagstuk is gevonden. Om de waarschijnlijkheid te berekenen, dat g de juiste opzet hoogte zal zijn, moeten we eerst de waarde kennen, waarvoor de kans van een (-p) schot met g wordt. Daartoe stellen we. x 2]/x y, waaruit volgt: 05= 2— y l/3~| enf—y+l/2 We hebben dus ook: Schijnbaar is dus Wk Wgl 't geen voortvloeit uit de om standigheid, dat beide kansen uitgedrukt zijn in dx. Wij moe ten derhalve dx nog door 5 vervangen en hebben dan bij Wkdx S. Bij Wg is volgens de tabel der functie e 4 p2P2 in het eerste deel dx 0,40257 5 of bij benadering: dx —yö, zoo dat de waarschijnlijkheid dat k en g de juiste opzethoogten zullen zijn zich verhouden als 5 en 2. In het onderhavige geval moet men dus groepschieten met k. VIII. Hoe groot is de kansdat men in het gevalbedoeld in het vorige vraagstukhet tweede schot met k(+) zal waarnemenindien met deze opzethoogte wordt groepgeschoten? De kans, dat een schot met k de waarschijnlijkheid x heeft, is gelijk aan Wx; de kans, dat het die waarschijnlijkheid heeft en dat het volgende schot zal vallen is dus x Wx. Aangezien het verschijnsel mogelijk is bij alle waarden van x tusschen 1 en 0, zoo volgt uit het vorenstaande, dat we ter berekening van de gevraagde kans x Wx integreeren moeten tusschen 1 en 0. Wij hebben alzoo, (zie de gevonden formule voor Wx in het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 56