536 Deze met voor- en achterladers gewapende bende werd onmid dellijk aangegrepen en liet in het handgemeen 9 dooden en haar Hoofd in onze handen. Wij gesneuveld 1 officierspaard. (Ver houding van den aanvaller tot den verdediger 12). In Juni 1901 greep ik, op 20 K.M. van mijn eigen troepen, met 21 sabels, een colonne Atjehers verrassend in de flank aan (naar schatting 80 en volgens latere berichten over de honderd man sterk, onder T. Tanah Meh en den Imeum van Tandjong). De vijand trok verward terug, nam met zijn voorste helft stelling in een 100 M. van het hoofd zijner colonne liggende kampong en met de achterste helft op den kam van den heu vel, aan welks voet deze marcheerde. Onder het flankvuur van e. g. gedeelte werd de vijand in de heuvels geattakeerd. Deze wachtte ons knielend vurend tot op 100 M. af (niet geheel zonder moreel dus; een Eur. vijand zou 't hem niet verbeterd hebben), doch werd van 2 kantendoor mijn verspreid rijdend peloton aangegrepen geheel uit elkaar geslagen. Hij liet 6 dooden in onze handen. (Volgens den vol genden dag ingekomen berichten, had hij bovendien nog 8 ge wonden, waarvan 3 dienzelfden dag in de kampong moeten ge storven zijn. Wij1 gewonde cavalerist en 1 licht gewond paard. (Verhou ding 14 en later 12). In Aug. 1899 trok de vijand, die den Glé Djeroït bezet hield onder aanvoering van Habib Meloboeh en Brahim Lho Kadjoe, met het doel om een van Djeumpa naar Sigli terugkeerend trans port aan te vallen, op Lola terug, vermoedelijk voor een be dreiging van mijn cavalerie tegen zijn rechterflank, die hem op de een of andere wijze gesignaleerd was. Uit Me Tareum deboucheerende moest mijn peleton een mod- derkali over. Ik was deze met 8 man overgetrokken, toen ik den vijand in vollen aftocht op een 600 M. voor mij zag. Daar de rest van het peloton in de modderrivier bleef steken, ging ik met deze kleine patrouille tot den aanval over. Dicht bij gekomen, bleek de bende, die ik op een afstand op 30 man geschat had, 70 man sterk te zijn. Zoo snel en verrassend viel echter dit handjevol ruiters den vrij goed verzamelden en buitengewoon goed bewapenden vijand (hij had veel achterladers

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 570