537 en moet zelfs 2 minimaalkalibers gehad hebben) op het lijf, dat deze in het wild vurend, in de grootste verwarring uit elkan der stoof, 5 dooden in onze handen latende, terwijl hij nog ver scheidene gewonden moet gehad hebben. Wij hadden geen verliezen (Verhouding 1: 9). Het spreekt van zelf, dat „verrassing" de hoofdfactor was van het succes bij al deze aanvallen, evenzeer als het van zelf spreekt, dat slechts een goed gedekt rijdende ruiterij op een dergelijk verrassen van de tegenpartij mag hopen. Op de laatste blz. zijner critiek verdedigt criticus nog even het Sandelwoodpaard. Hoe ZWEGestr. dit ongeveer een half jaar geleden kon doen, begrijp ik niet. Immers mocht in '96 dit paard nog bruikbaar gebleken zijn tegen den I. Vheden is dit bij verre na niet meer het geval. In het begin van 1902 in Salatiga teruggekeerd van Atjeh, stond ik verstomd over wat ik daar aan paarden zag. Ik her roep dan ook mijne bewering, dat onze paardjes „hoogstens ge schikt" zijn tegen een I. V. (zie mijn brochure) en aarzel niet als mijn gevoelen te uiten, dat onze ruiterij zoo slecht bereden is, dat ze op zijn hoogst nog slechts een strijd kan aanbinden met Lilliputters en Pygmeeën. In een opstel, handelend over de voordeelen, die een behoor lijk bereden ruiterij, bij eene hardnekkige verdediging van Java tegen een B. V., kan bieden, hoop ik hierop terug te komen. Criticus maakt zich even boos over mijn bewering, dat de aan voering er niet veel onder lijden zal, als een Es^Cf vervan gen wordt door zijn oudsten officier en een PeKfi. door zijn oudsten wachtmeester en zegt, dat ik mij zelf dan ook geen compliment maak, als ik beweer, dat een onderofficier het door mij verrichte even goed zou gedaan hebben. Er heelemaal niet op uit zijnde om mijzelf een veer op den hoed te steken, verklaar ik hier dat het door mij gepresteerde ofschoon 't van hoogerhand ten zeerste is gewaardeerd geworden zoo eenvoudig is geweest, dat een behoorlijk opgeleid wacht meester, voorzien van wat gezond verstand en wat „wil", juist hetzelfde zou hebben kunnen doen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 571