540 dienst beschikbaar. De Heer H. houde het mij ten goede, dat eene toevoeging van artillerie aan zoo'n zwakke macht cavalerie mij zeer onoordeelkundig voorkomt en dat ik bij het bepalen van het gewicht van het veldstuk met eene dergelijke even tualiteit geen rekening heb gehouden. Op de berekeningen van treklast per paard, gewicht en hoogte van het artillerie trekpaard behoef ik niet meer te antwoorden. Hieromtrent meen ik te mogen verwijzen naar hetgeen ik op blz. 294 van het 2e deel van den vorigen jaargang, 2e alinea, gezegd heb. In het voorbijgaan zij hier nog opgemerkt, dat het sandelhout- paard, afgezien van zijn temperament, met zijn vrij algemeen voorkomenden korten hals en betrekkelijk zware voorhand m.i. meer het type van een trekpaard dan dat van een rijpaard vertoont. Tegen kartetsen heb ik dit bezwaar, dat ze slechts in weinig voorkomende gevallen gebruikt worden. Kan nu het projectiel der veldartillerie, nl. de granaatkartets dezelfde rol naar behooren vervullen, dan is het voordeelig het gewicht, dat tot nu toe dooi de meegevoerde kartetsen wordt ingenomen, te doen innemen door granaatkartetsen. Hierdoor wordt de gevechtswerkzaam heid eener batterij verhoogd, want het aantal granaatkartetsen wordt grooter, terwijl de zelfverdediging er niet onder lijdt, want de granaatkartets heeft dezelfde uitwerking als nu de kartets. Bovendien wint de affuit aan stevigheid, als de kartetskokers met de bijbehoorende boutgaten niet meer noodig zijn 1). Hetgeen de heer H. uit zijne ondervinding in Atjeh verhaalt, versterkt mij in de meening, dat afschaffing van de kartets zeer goed mogelijk zal zijn. De groote dieptewerking der kamergra naatkartetsen van moderne constructie maakt het mogelijk het onmiddellijk voor de stukken gelegen terrein nog tot op aanzien lijken afstand onder vuur te houden, zelfs bij een springpunt kort vóór de monding. Dat de zone, waarin bij de nu in gebruik zijnde vuurmonden en munitie de voorafgetempeerde granaat kartetsen werkzaam zijn, bij gebruik van zulke projectielen op nul getempeerd, niet of onvoldoende bestreken zou worden, komt mij niet waarschijnlijk voor. Proeven zouden hieromtrent zeker heid moeten verschaffen. In elk geval is de uitwerking van het 1) Verg. I. M. T 1900. II blz. 344.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 574