548 Schril hij deze opvatting steekt af die, neergelegd in Article III van Tome I van het Fransche cavalerie-reglëment, dat, over den meerdere sprekende, zegt: „Mais son attention ne doit pas se borner a l'instruction professionnelle. Tout supérieur a le devoir de s' occuper de l'education morale de ses subordonnés, comme de leur éducation physique et de leur instruction militaire. II doit non seulement faire appel a leur mémoire, a leur intelligence, mais encore s'adresser a leur coeur pour y faire naïtre ou y développer par tout les moyens les sentiments de probité, de franchise, de droiture, de bravoure, de confiance dans leurs chefs, de dévoue- ment et de patriotisme. Ces vertus du soldat contribuent au maintien de la discipline plus sürement que les rigueurs des réglementset sont a la guerre la meilleure garantie du succes." Deze gulden woorden zijn volkomen in overeenstemming met het feit, dat humane, menschkundige eskadrons-chefs, die hunne ondergeschikte officieren weten op te wekken tot warme be langstelling in den persoon van den soldaat en in hem nog wat meer zien, dan een stamboeknummerdragende, dien zij eenige uren per dag moeten commandeeren en betheorieën, zelden hun toevlucht zullen behoeven te nemen tot straffen. En deze stelling omkeerende kan men vrij zeggen, dat chefs, die door zware straffen (men kijke de strafregisters maar eens in!), de discipline moeten handhaven, den tact missen om de goede gevoelens, waarvan het Fransche reglement spreekt, in hunne onderhebbenden te doen geboren worden of te ontwikkelen. De schoone opvatting van het woord „Chef" is dan ook niet de hunne. Yoor hen koestert de soldaat slechts haat en vrees, en dit laatste nog slechts zoolang provoost en klas den meerdere ten dienste staan, om zijn gezag te handhaven. En eenmaal op het gevechtsveld zijn deze middelen waardeloos. De bekende cavalerie-generaal von Rosenberg zegt: is het voorschrift niet te veroordeelen, waar het aanbeveelt alle onderhoorigen naar hun waarde te leeren kennen, ten einde ieder hunner op de meest practische wijze in het belang van den dienêt (dit staat bij ons meer op den voorgrond dan in een militie-leger) te kunnen gebruiken. Red

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 582