549
De discipline hangt bijna uitsluitend af van de wijze, waarop
de soldaat wordt behandeld. Waar de discipline slecht wordt in
.acht genomen, is dit de schuld van de officieren en onderofficieren.
(„Zusammen gewürfelte G-edanken über unsren Dienst.")
Eene opwekking, zooals het Fransche reglement bevat, mag dan
ook in het Nederlandsche en Indische voorschrift niet ontbreken.
32, 2B alinea geeft aan:
Het afzonderlijk rijden op het terrein, moet, zooveel de aard
der oefeningen dat eenigszins toelaat, gedurende het geheele jaar
hoogstens een half uur lang geschieden.
Dat deze alinea, die woordelijk uit het Nederlandsche voor
schrift is overgenomen, verre van duidelijk is, zal men mij moe
ten toegeven.
De bedoeling is n.l. niet, dat per jaar hoogstens een half uur-
afzonderlijk gereden moet worden.
Toch begrijp ik dit pas na herhaald overlezen en dit behoort
niet zoo. Een reglement is geen puzzle.
36 noemt in verschillende punten op, waarover het onder
richt van den onderofficier zich uitstrekt en geeft als 7e:
„de eskadrons-administratie, welke de opperwachtmeesters en
fouriers in den geheelen omvang, doch de wachtmeesters slechts
voor zooverre behoeven te kennen, dat zij naar behooren als
detachements C'. kunnen optredenbenevens de regeling van
het militair vervoer over de spoorwegen."
De fourier behoeft geenszins de eskadrons-administratie in den
geheelen omvang te kennen, daar de A. O. 108 van 1901 onder
punt b voor den graad van fourier aangeeft:
Het opmaken en invullen van de bij de instructie voor het
voeren der administratie bij compagnieën en detachementen be-
hoorende modellen lf, D, lk, 3, 4, 13, 14, 15% 21, 22, 27, 28,
29, 30, 33, 34, 35, 36, 37, en 146.
Algemeene kennis van het voorkomende in de tarieven No. 3,
15, 16, 20, 21, 24 en 46°, voor zoover die het wapen der cava
lerie betreffen en in het overzicht der hoeveelheden fournituren,
kazerneering enz., welke aan de eskadrons in gebruik mogen wor
den verstrekt.