550 Afgescheiden dus van deze onjuistheid, is het mij niet bekend, dat bij welk eskadron ook aan de wachtmeesters iets van admi nistratie wordt geleerd. En dit zal dan toch bij het eskadron geleerd moeten worden, daar het examen-programma voor wachtmeesters hieromtrent niets bepaalt. Wachtmeesters is bovendien te rekbaar, want er zijn ook in- landsche wachtmeesters. Ik zie deze al de eskadrons-adminis tratie leeren. Tijdmaat der gangen, benevens lengte en tijdmaat van den pas. 39 geeft als tijdmaat van den galop aan 300 M. Commentaar overbodig, wat betreft de capaciteit van een ruiter-afdeeling, die in galop slechts 300 M. per minuut aflegt Een dergelijk rijdier is de naam „paard" onwaardig. Verder geeft deze als tijdmaat voor den pas aan 120 per minuut, terwijl 20 der ruiterschool te voet spreekt van 115. 40, behandelende „richting en voeling", schrijft voor: „de richting wordt zoowel te paard als te voet genomen langs de borsten der manschappen". Afgescheiden van het feit, dat de uitdrukking „manschappen" niet zoo juist is als „ruiters" wil het mij voorkomen, dat bij deze definitie te veel is gedacht aan de richting in stilstaande afdeelingen. Over stilstaande cavalerie te spreken, is oncavaleristisch Veel meer in den geest van het wapen lijkt mij dan ook de aanbeveling, die ik onlangs in een Fransch werkje las. Hierin werd aangegeven te paard de richting te nemen langs de hoofden der paarden. Deze hoofdenlijn toch ligt l1/2 pas voor de ruiters uit en is uit den aard der zaak hierbij het veel gemakkelijker de rich ting naar het midden door een oogopslag rechts of links te con troleeren door den ruiter zelf dan wanneer hij dit langs de bor sten zijner nevenruiters moet doen. En a.an dit door den ruiter zelf controleeren moet alleen waarde gehecht wordende ware wijze van richten toch ligt in het recht uit rijden in een con stant tempo.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 584