558 eene dergelijke plaatsing in strijd met de beschouwingen in punt 1 blz. 88. 2e dat in de opdracht voor de 3° Compagnie (punt 12 blz. 4) is op genomen, dat de werkzaamheden om 6 uur n. m. een aanvang nemen, terwijl tevens bepaald wordt, dat de oefening om 5 uur v.m. te Djambatan Merah aanvangt. Een dezer beide tijdsopgaven mo°t, dunkt mij, vervallen. 3e dat de inlandsche vijand, die eenmaal te Gedong-Roeboeh is, en de versterking Santijong wil gaan beschieten, zijn weg wel niet over Doeri (N.) zal nemen (punt 14 blz. 5 en 6) maar wel den kortsten d. i. dien over kg. Soenter. Eene afwijking van de normale han delwijze is hier m.i. niet noodig, daar de oprukkende vijand het schieten op en van Doeri (N.) moest hooren. 4e dat in punt 16 (blz. 31) vermeldt wordt: „dat in geen geval de geweren mochten worden geladen"; ik acht dit minder juist, daar m. i. vooral tegenover den inlandschen vijand steeds met geladen, doch in rust gesteld geweer moet worden gemarcheerd, hetgeen geen enkel bezwaar oplevert, daar de pal van het tegenwoordige geweer volkomen waarborg geeft, dat niet onverwachts een schot zal afgaan. 5e. dat de Commandant der le Compagnie aan dien eener niet ondei hem staande sectie verzoekt (lees: gelast) van de door zijn Com mandant gegeven bevelen af te wijken, terwijl de eerste sectie zijner afdeeling slechts 400 M. van hem verwijderd was; m.i. moet dit hooge uitzondering blijven en rechtvaardigde de toestand dezen maatregel niet. In de tweede oefening worden weder drie sectiën bestemd tot het verrassend aanvallen eener inlandsche benteng, terwijl twee compagnieën worden aangewezen tot het verkennen van 4 K. M. verder gelegen vijandelijke versterkingen; tijd en marschweg zijn zoodanig-geregeld, dat bij het mislukken van den aanval der drie sectiën de beide com pagnieën het vuren der teruggeworpen afdeelingen kunnen hooren. Dit laatste geschiedt dan ook, de Commandant dier twee Compagnieën neemt het initiatief den teruggeslagen troep te ondersteunen, de benteng wordt genomen en eerst daarna de verkenning naar de andere versterkingen voortgezet. Het is zeker van S. zeer juist gezien ook eene oefening te behandelen, waarin een ondernomen aanval mislukt en de tro9p genoodzaakt is terug te trekken. Het komt mij echter voor, dat dit alles hier wel wat gemakkelijk voorgesteld wordt, terwijl m.i. ook niet mag aangenomen worden, dat bij een energiek ondernomen aanval een verlies van 3 gewonden in eene sectie (i 38 man) weifeling zou doen ontstaan. De ondervinding

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 592