- 561
terugtocht gegeven worden en een ordonnans gezonden wordt naar den
O. commdt., die zich met de reserve-sectie op 300 M. meer zuidwaarts
bevindt; deze gaat daarop naar het eerste peloton dat inmiddels secties-
gewijze teruggetrokken is, zich verzameld en de gewonden verbonden heeft
en is daar reeds om 51 /2 uur v.m.; m.i. zouden al deze handelingen wel
nagenoeg een uur in beslag nemen.
Niettegenstaande bovenstaande opmerkingen, vermeen ik de bestudee
ring van dit II6 deel van het werk van den Heer van den Belt ten
zeerste te mogen aanbevelen.
J. B. Snep van geks.
„De Drankkwestie in het Ned.-Indische
Legerbeschouwd over het tijdvak 1816-1900"
door J. J. B. Fannoykapt. Inf., overgedrukt
uit Het werk der liefdeTijdsckr. gewijd aan
de wetensch. bestrijding der drinkgewoonten.
P. Noordhoff, Groningen, 1901.
Met belangstelling lazen we bovengenoemde brochure en gaarne leiden
we hetgeen kapitein Fanoy schreef bij onze lezers in. Dat het hier behan
delde onderwerp aller belangstelling waardig is, behoeft geen betoog.
De toestand van ons leger is wat het drankmisbruik betreft wel verbeterd,
maar nog niet zóó, dat men volkomen tevreden kan zijn en ieder, die iets
ertoe bijdraagt daarin verandering en verbetering te brengen, ver
dient, reeds daarom alleen, met belangstelling gehoord te worden.
De heer Fanoy schrijft met veel kennis van zaken en tracht zoo on
partijdig mogelijk te zijn en vrij te blijven van de overdrijving, waaraan
zijn geestverwanten zich in den regel schuldig maken. Onder zeker
voorbehoud begroeten we daarom dit geschrift met ingenomenheid.
De titel der brochure bewijst reeds, dat ze van historischen aard is.
Van af het jaar 1816 wordt de toestand van ons leger, met het oog op
het drankmisbruik, beschreven, en in 't breede worden alle maatregelen
genoemd en besproken die, vroeger en later, genomen zijn om de
noodige verbetering aan te brengen. We brengen den schrijver hulde
voor zijn veel-omvattende studie. Zeer interessante bijzonderheden worden
ons hier meegedeeld, die bewijzen, dat men altijd diep doordrongen was
van de verplichting om ook voor het moreel welzijn van den Indischen
soldaat te zorgen. G-aarne deelden we daaruit hier 't een en ander mede
wanneer we niet vreesden de grenzen te overschrijden aan een „boekaan
kondiging" gesteld.
Maar de heer F. geeft niet alleen historie. Wat men deed om't moreel
van den soldaat te verhoogen, wordt door hem ook aan critiek onder-