48
enkel gardoehuisje stond. En die arme misdeelden, die met hun
heiden onder den lantaarnpaal dicht aaneen zaten neergehurkt,
ieder een pisangblad boven het moede hoofd houdende, waarop
de regen kletterend neerviel, die goede, afgetobde zielen ver
tegenwoordigden daar dien nacht voor mijn huis de Indische poli
tie, om te waken over mijn stoelen en tafels, die ik verkoos des
nachts in mijn open voorgalerij te laten staan. Het teeken hun
ner waardigheid, den bekenden gaffel omwonden met venijnige
doorns, hadden ze tegen den pagger geplaatst en knikkebollende
staarden ze voor zich in de plasjes op den weg, waarin het som
bere, doffe licht van den lantaarn weerkaatste. Ik geloof niet,
dat ik zoo wreed zou zijn geweest ervan te rapporteeren als mij
dien nacht een lampekap was weggenomen, want in plaats dat
de dagpolitie er voor zou zorgen, dat ik mijn kap terugkreeg,
zou de nachtpolitie wel eenige weken krakal opgeloopen hebben
en daarmee zou dan die geheele lampekap-perkara uit zijn geweest.
Zijn gardoewachters dan eigenlijk ook wel wakers, en is het
hun kwalijk te nemen, als ze het niet zijn? Worden de men-
schen voor dat nachtwaken betaald Menig Europeaan, die aan
slapeloosheid lijdende, een nachtelijke wandeling doet op sloffen,
zal die wakers benijd hebben om hunnen gerusten, gezonden slaap.
Geroutineerden in het vak hebben het zelfs al zóó ver gebracht,
dat zij in hun slaap van tijd tot tijd een gil geven, die naar „wer-
da" moet klinken; wat daar passeert; och, wat gaat hem dat
aan, nieuwsgierig is hij niet.
Zóó de gardoe's in de kota, waar voortdurend toeans den post
voorbijgaan of althans zouden kunnen voorbijgaan. Maar ook
buiten de hoofdplaats betrekken iederen avond wachters de wacht
aan den ingang of op kruiswegen van de kampong, in hutjes die
altijd scheef staan en dreigen om te vallen, soms met, soms zon
der balé-balé, maar toch altijd met heerlijk droog padistroo, dat
er zoo aanlokkend uitziet om er zich in neer te vleien. En och,
waarom ook niet Niemand zal er immers aanstoot aan vinden,
als de waker het zich „heimisch" maakt en zich een beetje ter
ruste legt, vandaag hij, morgen is de beurt aan een ander.
In den vroegen vooravond, kort nadat de wachten zijn opgetrok
ken en er nog leven is in de kampong, heeft het ijverige dorps
hoofd, vergezeld van een paar trawanten plichtmatig zijne ronde