71
De behoefte aan een juister schietend geweer voor deze tirail
leurs deed zich nu gevoelen, waarmede de opleiding van juist-
heidsschutters (jagers) hand aan hand ging.
De eerste voorschriften betreffende het schieten, dateeren van
het begin der vorige eeuw.
In het Oostenrijksche voorschrift (1) van het jaar 1806 kwam
reeds de volgende alinea voor:
Eigenaardig is het dat daarin ook toen reeds veel aandacht
werd geschonken aan het afstanden schatten.
Een kwart eeuw later werd in dat voorschrift de volgende
zinsnede opgenomen.
Hoewel in 1843 aan het Oostenrijksche geweer een vizier aan
gebracht werd, kwam in de wijze van schieten weinig verandering.
Het afstanden schatten werd beoefend tot op 500 a 800 passen.
Geschoten werd nochtans slechts tot op 150 passen en voor de meer
geoefenden tot op 250 passen. Eerst door de ervaringen opgedaan
in den oorlog van 1859 en door invoering van een nieuw geweer
werden de afstanden, waarop men naar de schijf schoot, vergroot.
Het streven om een juister schietend geweer te verkrijgen deed
de getrokken geioeren ontstaanhiermede bereikte men tevens een
grooter dracht.
Met het oog op gericht vuur kwam echter in den aanvang dit
voordeel niet tot zijn recht.
Terwijl de meeste legers aan gericht vuur en daarmede aan den
getrokken voorlader bleven vasthouden, had men in Pruisen, reke
ning houdende met het begrip massavuur een wapen met groote
laadsnelheid ingevoerd (Zündnadel).
Na den oorlog van 1864 had generaal Moltke reeds geschre
ven, dat in normale omstandigheden en in de „bataille rangée"
„Het is niet voldoende dat de man zijn geweer leert afvuren, hij
moet ook het vermogen van zijn wapen en het juiste gebruik er van
kennen, zoodat hij er vertrouwen in leert stellen."
„De voornaamste kracht der infanterie ligt in haar vuurwapen,
wanneer dit oordeelkundig gebruikt wordt."
1) Alleen van dat leger waren gegevens te mijner beschikking en daar in het O.
leger het schietwezen steeds veel belangstelling vond, vermeen ik hiermede te kunnen volstaan.