77
den bundel te verplaatsen, kunnen zij niet richten en vuren zij
hun geweer af onder een meer of minder grooten hoek in ver
hand met den oogenblikkelijken gemoedstoestand.
Hierdoor ontstaat dan een onveranderlijke uitgestrekte bundel
met een middelste baan geschoten onder een hoek van 4°.
De eerste opvatting waarop de meeste schietvoorschriften
gebaseerd zijn houdt dus rekening met bundels, die verplaatst
worden met het doel en waarvan de grootte afhankelijk is van
het wapen en den schutter.
Verplaatsing van den bundel verwacht zij van de vuurleiders
zoowel als van de schutters. Zij wil een zoo gering mogelijke
spreiding en een zoo groot mogelijk aantal treffers, wat eischt
een individueele, op het intellect van den man gebaseerde op
leiding in juist schietendus een opleiding berustende op ver
standelijke ontwikkeling.
De tweede van gericht vuur afstand doende houdt rekening
met een constanten bundel, waarvan de middelste baan bij een
hoek van 4° geschoten is, zoodat de kern op de groote afstan
den ligt, welke slechts naar de kleine afstanden verplaatst kan
worden door den soldaat een mechanischen aanslag te leeren,
zoodanig dat hij die ook in het gevecht instinctmatig toepast.
Deze opleiding is dus in hoofdzaak een mechanische (automa
tische) ontwikkeling van den arm en van het instinct.
De vraag is nu welke opleiding verdient de voorkeur?
Zooals reeds werd opgemerkt, zijn de richtfouten van den
schutter een gevolg van zijn gemoedstoestanddeze nu is afhanke
lijk van de grootte en het meer of minder plotselinge van
het gevaar.
Een indruk van de grootte van het gevaar krijgt de man dooi
de verliezen, die binnen zijn gezichtskring geleden worden en door
het aantal projectielen, dat hij langs zich heen hoort gaan.
De overspanning van den man zal dus afhankelijk van omstan
digheden meer of minder hevig zijn.
De mogelijkheid bestaat zelfs, dat hij aan een ernstig gevecht
deelneemt zonder dat het gevaar grooten indruk op hem maakt.
Ook zullen discipline en taktische opleiding van den troep invloed