80 kan afgeven. Zijn armspieren moeten zoo geoefend zijn, dat hij in staat is minstens vijf minuten achtereen, 15 a 20 maal in de minuut, het geweer in den aanslag te brengen. Zoolang de recruut niet richten kan, wordt alleen de aanslag beoefend; kan de man richten dan moet er steeds gericht en afgetrokken wordenhet richten moet snel op een aangewezen doel geschieden. De voor een rationeele schietopleiding zoo gewichtige gym nastische oefeningen worden in Oostenrijk ook volgens een re glementair programma beoefend, terwijl eveneens in Duitschland, Rusland en Frankrijk overeenkomstige voorschriften bestaan; in het Fransche leger wel het meest uitvoerig. Volgens den oberstlieutenant E. Fiedler (lj moet vóór alles mechanische zekerheid en vaardigheid in den aanslag verkregen worden. Juist de aanslag is door lichaamsbouw en lichaams kracht zeer individueel en kan daarom slechts „geübt" en niet gedrilltworden. Een helder oordeel en veel ervaring is noodig om voor elk man het juiste te vinden en door hem te doen beoefenen. Reeds daarom moet de leiding der voorbereidende schietoefeningen niet aan het kader worden opgedragen, dat daarbij slechts gecon troleerd wordt, maar is het een taak, die van de officieren zelf veel tijd en inspanning eischt, daar aan elk man afzonderlijk veel zorg moet besteed worden. Het reglement eischt dat het richten slechts een geringe cor rectie van den aanslag zij, het verlangt dat bij den aanslag het geweer met gestreken korrel ten naastenbij op den voet van het doel gericht is. De meeste schrijvers zijn het er over eens (2) dat bij het oorlogsschieten zeer weinig terecht komt van de bekwaamheid, waarop in vredestijd wordt gerekend. In den geweldigen strijd op leven en dood komt het meerendeel der schutters in een toestand van hevige zenuwoverspanning, die hen ongeschikt (1) Kriegsmaszige Schieszausbildung. Schweizerische Monatschrift XI Jahrgang No. 4 e. vlg. (2) De scherpschutter. [Landsverdediging 2e jaargang 2e serie.]

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 96