93 flank der colonne zal ophouden, ten einde den onderwijzer he ter behulpzaam te kunnen zijn. Waarom alleen op de rechterflank? 12 leert verder: Verbeteringen en terechtwijzingen met luider stem geschieden alleen door den onderwijzer. Hoe moet de opsluitende wachtmeester nu behulpzaam zijn, als hij niet spreken mag? Het beginsel, in 11 neergelegd, lijkt mij dan ook verkeerd. In het peloton is één Ct. en deze is voor alles verantwoordelijk; trouwens die hoogstens 30 mannetjes te overzien is toch geen heksenwerk 14 tot 18 behandelen het op- en afstijgen van het peloton. Hiervoor verwijs ik naar hetgeen ik omtrent het op- en afstij gen opmerkte in de ruiterschool te paard. 18 beschrijft het richten en bevat de principieele tout te eischen, dat bij het richten „de ruiters zich geheel ophetmid- denrot richten, waartoe zij een blik naar het midden slaan". Hoe over deze wijze van richten de zeer bekende generaal Carl von Schmidt in zijne Instruktionen denkt, laat ik hier volgen „Erster und Hauptgrundsatz musz es bei unsrer Waffe sein, in Linie auf der Stelle stets die Richtung nach vorwcirts, d. h. durch den Abstand von zwei Schritten von dem Zugführer zu nehmen und niemals rechts oder links; einmal damit die Aufstel- lung des ersten Gliedes stets parallel mit derj enigen des Zug- führers wird, was beim Richten rechts oder links mit den Augen niemals der Fall ist, sodann aus prinzipiell-kavalleris tischen, moralischen Rücksichten, da alles bei unsrer Waffe vom Zugführer ausgeht." etc. De richting op den pelotons-Ct. dus, en niet op het midden- rot. Te meer is dit met nadruk te verlangen, omdat bij de beweging voorwaarts het richten op het middenrot het hoogst bedenkelijke gevolg heeft, dat men met een halvemaanvormig gebogen gelid rijdt, dat de ruiters scheef met hunne paarden zitten, dringen enz. Als uiterste concessie en om den man te helpen zich zeiven te controleeren is dan een richting langs de paardenhoofden, dat is dan ook een richting voorwaarts toe

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 113