105
mij hoogst gevaarlijk voorkomt, daar ze veelal een afspiegeling
zijn van de laatst opgedane ondervinding.
Om dit aan te toonen het volgende:
De Boeren in Zuid-Afrika streden tot voor zeer korten tijd
in zeer lange, maar ook zeer dunne liniën, zonder soutiens en
reserves. Wanneer dan de Engelsche cavalerie er in geslaagd
was door omtrekking op groote schaal eindelijk in rug en flan
ken te komen, was haar succès uit een cavaleristisch oogpunt
gering, want haar doel, het uiteenslaan van gesloten afdeelingen,
bereikte zij niet.
Eenmaal in rug en flanken evenwel, greep de Britsche cava
lerie naar haar karabijn en kwam toen tot de ontdekking, dat
het ballistisch vermogen van dit vuurwapen niet in vergelijking
kwam met dat van Mauser en Lee Metford, waarmede haar
tegenpartij bewapend was.
We zagen hier dus een vrij bijzonder geval in de geschie
denis der tactiek.
Zeer dunne, lange tirailleurliniën, zonder soutiens en reserves,
en gelegen in bijna open en vlak terrein, zoodat ingraven der
Boeren regel was.
Uitgaande van dit bijzondere geval ging nu het Britsche
legerbestuur er toe over, om haar cavalerie, die in dezen zeer
bijzonderen tijd geen nut had van haar blank wapen, en te
weinig van haar karabijn, het blanke wapen te ontnemen en
haar uitsluitend met een Lee Metford te bewapenen.
En dit niet 'alleen voor het leger in Zuid-Afrika, doch voor
de geheele Britsche cavalerie.
De doodende gevolgen voor Engeland's cavalerie laten zich
niet overzien. Genoodzaakt bij ieder treffen af te stijgen en
naar het geweer te grijpen, is hiermede aan den cavaleristischen
geest, die „voorwaarts" in zich sluit, de doodsteek gegeven. Aan
een stoutmoedig verkennen kan dan ook niet meer gedacht
worden. Deze cavalerie is dan ook gedegradeerd tot minder
waardige bereden infanterie.
Had daarentegen de Britsche cavalerie zich aangepast aan de
bestaande toestanden, uitsluitend in Zuid-Afrika en zoo lang
deze vecht wij ze der Boeren gehandhaafd bleef, dan ware dit lof
waardig en practisch geweest.