107
dire „Faites ainsi, prenez telle clef, elle ouvre toutes les portes
S'il a conscience de sa mission et quelque pratique de son
métier vous le ferez sourire et il vous répondra: Sans doute,
cette clef peut me servir, et je m'en suis déja servi plus d'une
fois, mais toujours il me faut étudier la serrure, et si cette clef
n'ouvrait pas, vous me permettrez bien, n'est ce pas, d'en essayer
une autre; j'en ai une collection dans mon trousseau!
II ne pourra plus le faire, si on lui impose le clef d'office,
alors il introduira brutalement par force la clef dans toutes les
serrures,et il les abimera."
Om nog eens aan te toonen hoe weinig waarde te hechten is
aan de tactische regels, neergelegd in Indische reglementen, haal
ik eens aan 104 uit de Indische Compagnieschool uitgave 1896,
welke paragraaf als grondslag aanneemt, dat „het gevecht op open
terrein plaats heeft".
Het Nederlandsche zegt er nog bij „open en effen terreinen
onder gewone omstandigheden".
Hoe men nu algemeen gangbare regels gaat putten uit het
bijzondere uitzonderingsgeval, dat een Infie compie over open en
open en effen terrein aanvalt, is mij een raadsel!
Doch keeren wij thans terug tot het gevecht te voet der Indi
sche cavalerie.
Yoorop wordt gesteld, de sterkte van het peloton is: 1 trom
petter, 2 wachtmeesters, en 24 ruiters, (oorlogs-organisatiën van
het Indische Leger, uitgave 1901). d.i. bij het uitbreken v/d oorlog.
Volgens 85 wordt nu het peloton ingedeeld in
1°. de afgestegen ruiters, zijnde de tirailleurs,
2°. de handpaarden,
3°. de gevechtspatrouilles.
De gevechtspatrouilles eischen, behalve 2 wachtmeesters, 4
ruiters.
„De handpaarden worden geplaatst onder C°. van den onder
officier van het opsluitend gelid. Bij de handpaarden blijven,
zoo noodig, enkele door den onderwijzer aan te wijzen bereden
manschappen om verband te houden met de tirailleurs".
Het reglement heeft ook hier weer het groote nadeel de
oefening in het gevecht te voet verschillend te maken van de
uitoefening in de practijkd. i. te velde.