121 2 xr. 3* Nep, log. 3 9,r Ad- 1 (1 3V* y 1+3" 2 rx I dx 2rx (i 4_ SV +2r 1 3* 1 3* y-» dx 2 r x 2 r ,T 7 3x 1+3- NlogS Nl0g 1 3* 1 e Nemen we dezen vorm tusschen 00 en O, dan vinden wij: Nep. log 4 ,C1 m r t o ül«) Nep. log 3 of Nep. log 3 /K1,. r m (51ö) In cijfers overgebracht geeft de laatste formule: r 0,79248125m Volgens de benaderingstheorie is de waarschijnlijke fout alzoo nagenoeg het van de gemiddelde, terwijl de kans om haar te begaan, blijkens de voorgaande tabel gelijk is aan van de kans geene fout te maken. Volgens de zuiver mathematische theorie is, gelijk men weet, r mp Z tt 0,8453473. m Hiermede achten wij de grondslagen der benaderingstheorie voldoende toegelicht. Haar voornaamste voordeel bestaat daarin, dat zij de waarschijnlijkheid om eene zekere fout z te maken in eene integrabele functie van z uitdrukt, die na integratie zelfs een zeer eenvoudigen vorm aanneemt, terwijl het eveneens van groot belang is te achten, dat zij veroorlooft de kans van een (-{-) schot of schot met eene zekere opzethoogte uit te drukken in die met eene andere, waarvan het gemiddelde trefpunt op een bekenden afstand van dat der eerste verwijderd is. Zij voldoet daardoor aan alle eischen, die men aan eene bena deringstheorie voor de leer van het inschieten moet stellen, afgescheiden natuurlijk van de quaestie der nauwkeurigheid. Waar men de mathematische theorie kan toepassen, verdient deze natuurlijk de voorkeur. Dwaasheid zou het zijn de bena- ivej?. 4

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 141