122 deringsmethode te volgen, waar de exacte theorie geene moeielijk- heden in den weg legt. Zoo leidt bijv. deze laatste tot de ele gante en bruikbare methode der kleinste kwadraten, en niemand zal er ooit aan denken hiervoor eene andere rekenwijze in de plaats te stellen. Maar, gelijk reeds herhaaldelijk is gebleken, laat zij ons terstond in den steek, zoodra wij de eenvoudigste vraagstukken op het gebied van het inschieten willen bestudeeren. In zulke gevallen is de aanwending der benaderingstheorie vol komen gewettigd en levert zij het eenige middel op de verschil lende vraagstukken op te lossen en strijdvragen van den dag te beslechten. Toch is zij op zich zelf nog niet voldoende om hiertoe te gera ken, en wel, omdat ons tot dusverre eene bruikbare formule ontbreekt om de kans a priori te bepalen, dat de opzethoogte, waarmede het vuur geopend wordt, de juiste zal zijn. Alleen voor 't geval bij het eerste schot een treffer is verkregen, is die kans bekend en gelijk aan dxmaar dit geval komt te zelden voor, dat wij ons met die wetenschap zouden kunnen vergenoegen. Wij moeten derhalve nog eene eenvoudige en bruikbare formule trachten op te sporen, die, in functie van x, de waarschijnlijk heid aangeeft, dat een schot met de eerst gekozen opzethoogte, de waarschijnlijkheid x zal hebben. Wij zullen deze kans Wx noemen Daar de waarschijnlijkheid, dat een schot met de voor de opening van het vuur gekozen opzethoogte de kans x zal heb ben, altijd oneindig klein is, zoo mogen wij WX F (x) dx. stellen, en komt het er slechts op aan den vorm van F (x) te bepalen. Te dien aanzien merken wij het volgende op: Wanneer men eene zekere opzethoogte gekozen heeft om daar mede het vuur te openen, zal men in het algemeen eene zekere fout begaan, afhankelijk van de nauwkeurigheid, waarmede de artilleristische afstand is gemeten of geschat. Ten aanzien hier van geldt de algemeene wet, waarop de foutentheorie berust, dat eene fout waarschijnlijker wordt, naarmate zij kleiner is, en dat de fout 0 bijgevolg de meeste kans heeft. Daaruit volgt, dat F (x) voor x 1/2 een maximum moet zijn. Hoe groot de fout ook moge zijn, die men bij de meting of

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 142