128 aan S50. Daaruit volgt in verband met (62) Aan het einde van dit opstel vindt men een tafel, waarin wij voor alle waarden van tusschen 1 en 1opklimmende met 0,01, de waarden van r hebben opgegeven. "Volgens [52] heeft men, als nog geen enkel schot is gedaan x*(l-xf- x~ -B(* l,«+l) Zij nu verondersteld, dat met de betrekkelijke opzethoogte twee schoten worden gedaan, en dat deze in tegengestelden zin vallen, dan is: T„ xa 1 (1 xY1 :c== Bjx 2, a 2) Deelen we deze laatste waarde door de voorgaande, dan komt er, als we dit quotient f stellen: x{l—x)Bi, 1) f net (E f B 3, a —b 2 en in verband met (55): 2x(l x) (2a-\- 3) cc 1 Deze formule geeft aan in welke mate de kans toeneemt, dat een schot de waarschijnlijkheid x zal hebben, als met de betrekkelijke opzethoogte twee schoten worden gedaan, die in te gengestelden zin vallen. Stelt men hierin x=k, dan vindt men, dat de kans, dat het gemiddelde trefpunt in het doel zal liggen 2 +.3 2a 2" maal grooter is geworden. De waarschijnlijke fout op den artil- leristischen afstand neemt in gelijke mate af. Zij aangenomen, dat deze oorspronkelijk rn is, en na het verkregen resultaat van een schot en een schot gelijk aan r„ 2, dan heeft men: 2« 2 Indien een geheel getal is, geldt de formule voor Wx voor de opzethoogte van een treffer, waarmede a en a schoten :zijn waargenomen. Stellen we nu in (64) 2 w, dan moeten wij (64) Di2 fn £ai_3

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 148