134
Tevens zijn daarin opgenomen de bijbehoorende correctiën voor
de eerste grens, uitgedrukt in S50, alsmede in de laatste kolom
de verhouding van de nauwkeurigheid van het schot tot die der
meting van den artilleristischen afstand.
Uit deze tabel blijkt, dat
bij zeer onnauwkeurige me
ting een correctie voor de
eerste grens van 3,5 S50
voldoende is, en dat men,
als de artilleristische af
stand met eenige nauw
keurigheid bekend is, zelfs
zeer goed met eene correc
tie van 2 S50 kan volstaan.
Hierbij dient echter te
worden opgemerkt, dat for
mule (52), die ons tot deze
uitkomst geleid heeft, op
gemaakt is in de veronder
stelling, waarop de geheele foutentheorie berust, namelijk, dat
er geen regelmatige of constante fouten zijn begaan. In werke
lijkheid is deze veronderstelling altijd onwaar. Wanneer echter
de artilleristische afstand werkelijk gemeten is, hetzij door tele
meters of met behulp van kaarten, mag men aannemen, dat ge
noemde fouten klein genoeg zijn om verwaarloosd te mogen
worden.
Indien echter de afstand tot het doel slechts op het oog ge
schat is, zal men behalve de onregelmatige of veranderlijke schat-
tingsfouten, ook nog regelmatige begaan, waarvan de grootte af
hankelijk is van de helling en de geaardheid van het terrein,
de mate van verlichting, en tal van bijkomende omstandigheden
meer. Hoe groot de correctie in zulke gevallen moet zijn, kan
men zonder den invloed van deze factoren te kennen niet zeg
gen, terwijl zij uit den aard der zaak onbekend zijn. Men kan
enkel concludeeren, dat de grootte der correctie alsdan niet door
theoretische overwegingen kan worden bepaald.
Wenscht men te weten hoe groot de waarschijnlijkheid is, dat
W
Correctie
voor de
eerste
grens.
rs
0,99
0,9902
3,56
50,69
0,98
0,9808
3,07
25,69
0,97
0,9717
2,83
17,35
- 0,96
0,9630
2,65
13,18
0,95
0,9545
2,51
10,68
-- 0,94
0,9464
2,39
9,01
0,93
0,9386
2,29
7,82
0,92
0,9310
2,20
6,92
0,91
0,9237
2,12
6,22
0,90
0,9167
2,05
5,66
a
f m