f 148 tot k of g. Alsnu de opzethoogten der nauwe grens a priori beschouwd mogen worden even waarschijnlijk te zijnvraagt men de kans te berekenendat de groep met onveranderde opzethoogte zal kunnen worden afgeschoten. 't Verschijnsel, dat de groep moet worden afgebroken, kan zich op twee verschillende wijzen voordoen;, de eerste drie schoten kunnen namelijk alle (-)-) en alle vallen. De waarschijnlijk heid, dat de groep moet worden afgebroken, is gelijk aan de som der kansen van deze verschijnselen, welke kansen in verband met het gegeven van het vraagstuk onderling gelijk zijn. Oorspronkelijk, vóór het groepschieten, heeft men TT. x 1 1 1 x) -1 1 Wx dx x~1 q (1 x)-1 q dx De waarschijnlijkheid, dat de eerste drie schoten alle zul len vallen, is bijgevolg gelijk aan lc3 Wx x (1—x) dx r(g+3)r(g) I' 2g 1 2 W~ r(g) r(q) 4 2q l x~1 q(l x)~1+qdx r(^2) De gevraagde waarschijnlijkheid is bijgevolg: 1 q 2 3q W=z 1 2 2q 1 4q 2 Met behulp van de gegeven tabel voor de waarden van q kan men nu voor iedere willekeurige grens de gevraagde waarschijn lijkheid berekenen. Stellen wij q o, hetgeen overeenkomt met een oneindig groote, m.a.w. met geen grens, dan is, gelijk reeds vroeger is gevonden W o. Stellen we daarentegen q 1, 't geen met een grens o correspondeert, dan vinden we naar behooren W /-l+q+3 -l+q

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 168