154 -te beletten, werd op dien datum naar Japan teruggeroepen om- de rest van het Ist6 Japansche leger van de Simonoseki-straat naar Chenrulpho te convooieeren. Na de landing van dit transport nam de Japansche vloot den 15den September weder haar plaats aan de Peing- yang monding in. De Chineesche vloot, instede van de Japansche troepentrans porten te bedreigen, werd eveneens voor konvooidiensten ge bezigd en begeleidde troepentransporten van Taku en Wei-ha- wei naar de monding der Yalu. Bovendien had de Chineesche vloot, waarschijnlijk reeds als een erkenning van haar mindere waarde, bevel gekregen om niet beoosten de lijn Shantung-Yalu monding te kruisen en was haar daardoor iedere mogelijkheid benomen om offensief op te treden. Aangenomen zelfs, dat de Chineesche vloot ver bij de Japan sche achterstond, zoo lag in dit bevel toch een groote fout, want iedere transportvloot, al wordt zij door nog zoo'n machtige oorlogsvloot begeleid, blijft daaraan blootgesteld, dat zelfs de- aanval door een kleine afdeeling van de vijandelijke vloot een belangrijke storing in de onderneming veroorzaakt dan wel tot een katastrophe leidt. Door den zeeslag bij de Yalu-monding op 17 September 1894 was over het lot van de Chineesche vloot beslist, had Japan de onbeperkte heerschappij in de Gele-Zee verkregen en waren daardoor tevens de voornaamste voorwaarden voor het slagen van landingsoperaties op grootere schaal vervuld. Wel is waar beschikten de Chineezen nog altijd over eenige- bruikbare schepen en torpedobooten, doch het moreel was bij. de Chineesche marine zoodanig gedaald, dat zij als offensieve strijdkracht niet meer in aanmerking kwamreeds in den slag van den 17den September werd het treurige schouwspel gebo den, dat twee schepen kort na het begin van den slag op de- vlucht sloegen. Te land was door den slag van Phyöng-yang op den 16den September 1894, waarin de Chineesche troepen totaal verslagen werden, feitelijk reeds de eindbeslissing van den geheelen oorlog gevallen; de verdere operaties tegen Port-Arthur en Wei-ha-wei Padden slechts ten doel om de nog steeds halsstarrige Chinee-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 174